Waarheid en werkelijkheid 1
Waarheid en werkelijkheid,
hoe om te gaan met nepnieuws: zoek de zwarte zwaan en koester hem als je hem
vindt.
Zijn waarheid en werkelijkheid synoniemen? Zo op het eerste gezicht
lijkt dit het geval te zijn. Wat waar is, behoort tot de werkelijkheid, vice
versa. Maar hoe kom ik er nu achter dat wat ik waar vind ook werkelijk waar is.
Je voelt het al aankomen, hier zit een nest adders onder het gras. Niet de
eersten de besten hebben zich over deze vraag gebogen. Hannah Arendt heeft een
van haar laatste werken aan dit onderwerp gewijd onder de titel “Oordelen” in
de betekenis van ‘onderscheiden van feit en mening’. En Karl Popper wijdde een
serie essays aan het onderwerp ‘hoe komen wij aan nieuwe kennis?’ Zijn
voornaamste punt was dat ware kennis falsificeerbaar moet zijn. Wie meent, zo
stelt hij, dat een wetenschapper, nadat hij een hypothese heeft geformuleerd,
op zoek moet gaan naar alles wat de hypothese ondersteunt, vergist zich
schromelijk. Hij moet juist op jacht naar dat wat de hypothese weerlegt. Als
mijn hypothese luidt: ’Alle zwanen zijn wit’, dan moet ik naarstig op zoek gaan
naar een zwarte zwaan. En als ik er één tegenkom dan moet ik ook de moed op
kunnen brengen dat onder ogen te zien en daarvan de consequentie aanvaarden,
namelijk dat mijn hypothese onjuist is gebleken. Hier gaat het vaak mis. Als de
geformuleerde hypothese namelijk in beton zit gegoten, ontneemt dat het gezicht
op ‘de zwarte zwaan’. Er ontstaat een neiging om de afwijkende zwaan ’wit’ te
redeneren, om de vogel ’los’ te denken van de waarneming.
·
Weet je dat het water in deze vijver pigment
bevat dat een witte zwaan zwart kan kleuren?
·
Weet je dat er mensen zijn die dat pigment aan
het water toevoegen?
·
Weet je dat er een groep activisten is die witte
zwanen zwart verft?
·
Weet je dat een enkele witte zwaan bij volle
maan soms zwart kan worden?1
De overtuiging dat er alleen maar witte zwanen zijn, zal elke
falsificatie bij voorbaat naar de grijze container verwijzen. In de psychologie
heet dit: ’confirmatie (bevestigings) bias’.
De wetenschapsgeschiedenis staat bol van dergelijke bias. Ik wil dit
illustreren aan de hand van een geweldig boek. Vergeef mij de lange aanloop,
maar dat moet maar even. Ik heb het over “De mens gemeten”, (1996) een wat
ongelukkige vertaling van ”The Mismeasure of Man, van de auteur Stephan Jay
Gould. Het boek beschrijft de geschiedenis van de intelligentietest en volgens
’Saturday Review’ biedt het een fascinerende geschiedenis van wetenschappelijk
racisme. En daarmee zijn we helemaal in de actualiteit belandt.
Een diepgeworteld geloof in het Westerse denken was (en is voor een deel
nog), dat het gerechtvaardigd is om groepen te rangschikken op grond van
aangeboren waarde. Waar komt dit geloof vandaan? Gould neemt ons mee naar de
oude Grieken:
‘Burgers van de Republiek dienden volgens Socrates te worden onderricht
en op basis van bekwaamheden ingedeeld in drie klassen: heersers,
ondergeschikten en vaklui. Voor een stabiele samenleving is het nodig dat deze
rangen in ere worden gehouden en burgers de hun toegewezen status accepteren.
Maar hoe kan men ervoor zorgen dat mensen ook werkelijk in hun lot berusten?
Aangezien hij niet in staat is een logisch argument te bedenken draait Socrates
een mythe in elkaar. Gegeneerd vertelt hij Glaucus: ‘Goed, (...) al weet ik
niet waar ik de moed of de woorden vandaan haal om het te zeggen. Ik wil
namelijk proberen in de eerste plaats de leden van de regering zelf te laten
geloven, en ook de militie en vervolgens de rest van de bevolking, dat de
opvoeding en opleiding die wij hun hebben gegeven een soort droom is geweest. U
hebt u maar verbeeld dat dat allemaal met u gebeurde, zullen we zeggen. In
werkelijkheid werd u gedurende die tijd in de aarde gevormd en grootgebracht’
Glaucus verheft zijn stemt; ‘Geen wonder dat u
er zo voor terugschrok dit fantasieveraal te vertellen.’ `Logisch,’ antwoordt
Socrates, ’nu moet je toch ook naar de rest van het verhaal luisteren.’
‘ U bent in deze maatschappij dus allemaal
broers en zusters,zullen we tegen die mensen zeggen wanneer we dat verhaal
vertellen, maar toen god u maakte, heeft hij de mensen die genoeg capaciteiten
hebben voor een leidende functie bij hun geboorte goud meegegeven, waardoor zij
de hoogste waarde hebben, en alle mensen van de militie zilver, en ijzer en
brons aan de boeren, arbeiders en handwerkslieden.[1] Over het
algemeen zult u kinderen krijgen van uw eigen soort, maar omdat u nu eenmaal
familie van elkaar bent kan het voorkomen dat een gouden mens een zilveren kind
krijgt en een zilveren een gouden, enzovoorts. Nu is de eerste en belangrijkste
opdracht die god de leden van de regering geeft dat zij hun beschermende taak
op geen enkel terrein zo goed moeten vervullen en nergens zo scherp op moeten
letten als op de kinderen - welk soort metaal die in hun psyche hebben
meegekregen. Als hun eigen kinderen alleen maar verguld zijn en onder dat
verguldsel van brons of van ijzer, moeten zij die zonder enig medelijden de
maatschappelijke status toewijzen die bij hun aanleg past en degraderen naar de
lagere beroepen. Als aan de andere kant in die lagere standen een kind wordt
geboren met goud of zilver in zijn aanleg, dan moet de regering dat kind een
hogere status geven en promoveren hetzij naar de regerende groep, hetzij naar
de militie omdat geprofeteerd is dat de maatschappij ineen zal storten wanneer
de leiding in handen komt van ijzer of van brons. Dit verhaal, zie jij er kans
toe om ze dat te laten geloven?’
Glaucus antwoordt: ‘Niet in de huidige
generatie - dat zal nooit lukken - maar misschien zullen hun zonen het verhaal
geloven, en vervolgens dier zonen en al hun nakomelingen.’ (P. 56-57)
Glaucus
had een profetie gedaan die is uitgekomen. Het onderverdelen van groepen op
grond van uiterlijke, etnische of gender kenmerken heeft tot op de dag van
vandaag standgehouden door hardnekkige bevestigingsbias. Gould beschrijft twee
uitgestorven ‘wetenschappelijke’ disciplines die in de 17e en 18e eeuw vigerend
waren. Het betreft de freneologe en de craneologie, die berustten op de
overtuiging dat door metingen te verrichten aan de schedel (freneologie) of
door het meten van de schedelinhoud de geestelijke vermogens van individuen in
kaart konden worden gebracht. Het enige positieve wat van deze methoden bewaard
is gebleven, is het adagium ‘meten is weten’, maar in naam van die uitspraak is
veel leed geschied, omdat, zoals Jaap Peters het verwoordde, weten niet gelijk
is aan meten. Het levert fascinerend materiaal op. Het waren in hun tijd
wetenschappers van naam die dingen delibereerden waarvan je nu over je tong
gaat en het heeft lang geduurd voordat het falsifiëringsproces zijn werk had
gedaan. Wij hebben nog een paar rudimentaire overblijfselen van die periode in
onze taal; wij spreken nog van een talen- of wiskundeknobbel en de misvatting
dat de hoeveelheid hersenweefsel iets met intelligentie heeft te maken, is nog
steeds aanwezig. Een geliefde groep om als tweederangs weg te zetten vormden
vrouwen. Ik sta weer even een poosje stil bij Gould. Hij bespreekt het werk van
Paul Broca, een vooraanstaand wetenschapper in de 19e eeuw. Ik neem je een
stukje mee in de fascinerende wereld van de 19e eeuwse ’wetenschap’.
Reacties
Een reactie posten