'GOUDEN EEUW'

Tom van der Molen, conservator van het Amsterdam Museum wil de term ‘Gouden Eeuw’ in de ban doen.

 ‘Tom van der Molen, conservator en specialist zeventiende eeuw bij het Amsterdam Museum wist wel dat zijn besluit de tongen zou losmaken. “Discussie is heel goed, dat juich ik alleen maar toe.” Hij en zijn collega’s in het museum dachten lang na voordat ze de term Gouden Eeuw in de ban deden. “We vroegen ons steeds vaker af: waarom zit die ons nou in de weg?” Van der Molen vond een antwoord. De Gouden Eeuw is een soort jubelterm, concludeerde hij, die automatisch de schijnwerpers zet op begrippen als macht, rijkdom, grachten-panden, schilderkunst, zeehelden. “En niet op oorlog, slavernij armoede. Alsof dat destijds uitzonderingen waren. Dat is niet waar.” En dus maakte het museum donderdag (12 september 2019) bekend de term ‘Gouden Eeuw’ in de ban te doen, om de term te vervangen door het neutrale ‘zeventiende eeuw’.

 ‘Gouden Eeuw’ is een metafoor voor een periode uit onze geschiedenis die goeddeels samenvalt met de zeventiende eeuw. Een aantal jaren geleden heb ik een bijdrage gewijd aan mijn oud-leraar Nederlands – meneer Kip. Een van de lessen die mij nog bijstaat gaat over het onderwerp ‘metafoor’. De metafoor is een taalkundig stijlfiguur, waarin een vergelijking wordt gemaakt op basis van één overeenkomstige eigenschap tussen twee verschillende zaken. Dat er ook eigenschappen zijn die wringen en met de vergelijking conflicteren blijft onder de radar van de waarneming. Haal je echter die conflicterende eigenschappen naar voren, dan verliest de metafoor zijn werking. Maar het is juist de kracht van de metafoor dat die ene allesoverheersende eigenschap het beeld blijft domineren. Helemaal kloppen met de werkelijkheid doet het nooit. Het is er echter ook nooit om te doen om een volkomen realistische weergave te bieden. Meneer Kip illustreerde dit aan de hand van een bijbels voorbeeld. In Spreuken 5: 19, 19 staat: ‘Moge je bron gezegend zijn, moge de geliefde van je jeugd je vreugde geven. Ze is zo lieflijk als een hinde, bekoorlijk als een ree'. Hier wordt een jonge vrouw vergeleken met een hinde, een ree. De reden is helder. De hinde is een toonbeeld van gratie, elegantie en schoonheid. De bruidegom die zijn bruid met een hinde vergelijkt maakt met deze metafoor zeer goede sier. En wanneer zijn aanstaande dit compliment ter ore zal komen, zal zij zich zeer gevleid voelen. Meneer Kip vervolgde zijn betoog door te stellen dat herten – de hinde is een vrouwtjeshert - eenhoevige zoogdieren zijn, behorend tot de herkauwers. Wikipedia omschrijft het spijsverteringsproces van herkauwers als volgt:

Spijsvertering:
Herkauwers hebben vier magen: de pens, de netmaag, de boekmaag en de lebmaag. De eerste drie zijn voormagen, de lebmaag is de echte maag. Een herkauwer kauwt het eten eerst oppervlakkig, waarna het in de netmaag en de pens terechtkomt. Dit vertraagt de passage van het voedsel door het maag-darmkanaal, waardoor het voedsel in de netmaag/pens tijd krijgt om langer voor te verteren. In de netmaag en pens bevinden zich symbiotische bacteriën die het voor zoogdieren normaal gesproken niet goed verteerbare cellulose in de celwanden van planten afbreken tot glucose, waardoor een belangrijke hoeveelheid chemische energie in het voedsel die anders niet zou kunnen worden benut, door herkauwers toch deels kan worden opgenomen. De ontstane glucose wordt door de bacteriën zelf gebruikt; ze produceren daarbij vluchtige vetzuren en eiwitten die de koe opneemt en gebruikt. De dubbele bindeningen in de speciale vetzuren van herkauwers zijn vaak geconjugeerd en hebben een cis-trans-configuratie. Na 20 tot 45 minuten gaan de grofvezelige materialen als spijsbrokken terug naar de mond waar het fijngemalen en vermengd wordt met speeksel. Dit duurt 50 tot 70 seconden per spijsbrok. Bij terugkeer in de magen gaan de fijndelige materialen via de netmaag naar de boekmaag. De netmaag heeft aan de binnenzijde een netvormige structuur, de boekmaag heeft aan de binnenzijde bladen zoals in een boek. Tussen de bladen van de boekmaag worden de spijsbrokken uitgeperst. Deze vloeistof gaat als eerste naar de lebmaag, waarna langzaam de spijsbrok volgt. De maagsappen werken hier op het voedsel in voor de verdere vertering. Vloeibaar voedsel dat niet herkauwd wordt, gaat direct naar de lebmaag. Omdat jonge dieren alleen maar melk drinken, hebben ze een grote lebmaag, die 75 tot 80% van de totale maaginhoud beslaat. De eerste drie magen worden nog niet gebruikt en zijn nog niet uitgegroeid. Langzaam worden deze drie magen groter en kan het jonge dier wat vast voedsel gaan eten. Uiteindelijk is de pens uitgegroeid tot ongeveer 75% van de totale maaginhoud.
 Het punt van meneer Kip was, dat de bruidegom die zijn bruid met een hinde vergeleek dit niet deed met het oog op het bovenstaande. Zij zou zich diep beledigd hebben gevoeld wanneer zij zich zou focussen op de spijsvertering van een hinde.
De term ‘Gouden Eeuw’ naar de prullenbak verwijzen op grond van negatieve connotaties die de 17e eeuw ook kenmerken, laat onverlet dat de metafoor nu juist niet bedoeld is om twee zaken één op één te vergelijken. Het gaat altijd om een enkel wezenlijk kenmerk dat beide elementen verbindt; de gratie en sierlijkheid van de hinde met de geliefde en de voorspoed van die eeuw met het symbool van welvaart, ‘goud’.
 En nu de prullenbak er toch al stond; daar kan dan de idee in om de term ‘Gouden Eeuw’ in de ban te doen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Ode aan meneer Kip

Open dag, ja leuk!!!

VERDRAAID