VERDRAAID
WOORD
VOORAF
In 2004
verscheen een opmerkelijk boek van de auteurs Jaap Peters en Judith Pauw, met
als titel: ‘Intensieve Menshouderij’ (met
als ondertitel: ‘Hoe kwaliteit oplost in
rationaliteit) Opmerkelijk, omdat het de staat van bestseller bereikte. Dat
is op zich niet zo bijzonder, maar voor een nonfiction boek met als onderwerp
‘bedrijfsorganisatie’ niet alledaags en beslist niet zonder reden. Het heeft
nogal wat stof doen opwaaien. In 2012 verscheen van de hand van Wouter Hart, in
samenwerking met Marius Buiting, het boek: ‘Verdraaide
Organisaties’ (met als ondertitel: ‘Terug
naar de bedoeling’). In het woord ‘verdraaide’ is de ‘d’ gespiegeld
afgebeeld. Beiden boeken en recente geschiedenis vormen mijn uitgangspunt voor
hetgeen volgt.
INLEIDING
Toen in 1979
Margaret Thatcher de verkeizingen in Engeland won en Labour het onderspit dolf,
brak er in de UK een nieuwe tijd aan. Met grote voortvarendheid pakte haar
regering de privatisering van staatsbedrijven aan en een neoliberale wind begon
aan te wakkeren. In dezelfde periode, 1981, werd Ronald Reagan president van
Amerika en zijn regeringspro-gramma vertoonde grote gelijkenis met dat van de
Britse premier. De twee stonden dan ook op zeer vriendschappelijke voet met
elkaar. Natuurlijk kwamen deze ontwikkelingen niet uit de lucht vallen; de
jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw preludeerden al op bovenstaande.
Met de val van de Berlijnse Muur in 1989 en de ondergang van de Sovjet-Unie
raakte de neoliberale expansie in een stroomversnelling. De periode na WOII gaf
in Europa een enorme economische boost te zien, maar ook de VS breidde de
invloed fors uit met hun geopolitieke, militaire en economisce activiteiten.
Het leek erop dat de ondergang van de twee grote totalitaire imperia in het 20e – eeu-wse Europa, nazi-Duitsland en de Sovjet Unie, een eind had gemaakt aan grote, allesover-heersende ideologieën. De democratie had gezegevierd en dit feit werd geïllistreerd door het boek van Francis Fukuyama: ‘The End of Hisyory and the Last Man (1999). Daarin verkondigde hij dat het einde van de Koude Oorlog ook meteen het einde was van de ideologische evolutie.
Het leek erop dat de ondergang van de twee grote totalitaire imperia in het 20e – eeu-wse Europa, nazi-Duitsland en de Sovjet Unie, een eind had gemaakt aan grote, allesover-heersende ideologieën. De democratie had gezegevierd en dit feit werd geïllistreerd door het boek van Francis Fukuyama: ‘The End of Hisyory and the Last Man (1999). Daarin verkondigde hij dat het einde van de Koude Oorlog ook meteen het einde was van de ideologische evolutie.
Het tegendeel
bleek waar. Hans Achterhuis toonde in een van zijn bekendste werken ‘De
Utopie van de Vrijde Markt’ (2010) aan dat we het neoliberalisme als de nieuwe
ideologie kunnen beschouwen. Hij voert dan Ayan Rand – een Amerikaans
schrijfster van Russische komaf (1905-1982) op als in dit geval de geestelijk
moeder van dit gedachtengoed en hij beschrijft haar boek Atlas Shrugged (Atlas in Staking) uitvoerig. Hij beschouwt dit boek
dan ook als het manifest van het neoliberale gedachtengoed.
Dit is – in zeer grote trekken – de achtergrond van hetgeen volgt. Wat ik in het volgende wil uitwerken is de algemene arbeidsonrust die aan de vooravond van het derde decennium van de 21e eeuw een opvallende rol speelt in onze – en ik vrees dat het daartoe niet beperkt is gebleven - samenleving. Die onrust treedt vooral op in de publieke- en diensten-sector, met als exponenten: onderwijs, gezondheidszorg, het postbedrijf, politie, justitie en openbaar vervoer, kortom , de hele publieke sector. Stonden in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werknemers op de barricaden voor meer loon en betere arbeidsomstandigheden, dat pakket is de afgelopen decennia uitgebreid met ‘vermindering-van-de-werkdruk’.
Er is naar mijn mening een gemeenschappelijke noemer aan te wijzen voor deze uit-breiding. Het heeft alles te maken met de bedrijfsvoering in voornoemde sectoren én met de privatisering en daarmee gepaard gaande flexibilisering van het werk. Het succes van de ‘maak’-industrie, de vervaardiging van goederen, is voor een niet onaanzienlijk gedeelte te danken aan het managen van bedrijven – van klein tot de grote multinationals en globaal opererende ondernemingen – management waarin opbrengsten, winsten en efficiëntie de boventoon voeren. In de publieke sector heeft dit managementdenken ook ingang gevonden, vanwege het succes van de productie sector. Zoals een succesvol productie bedrijf gerund wordt is blijkbaar de enige manier om welk bedrijf dan ook te sturen. Dat neoliberale model wordt ook wel aangeduid als “Anglo-Amerikaans” of “Angelsaksisch”. Haar tegenhanger staat bekend als het “Rijnlands model”. Het is goed om even stil te staan bij deze beide modellen.
Dit is – in zeer grote trekken – de achtergrond van hetgeen volgt. Wat ik in het volgende wil uitwerken is de algemene arbeidsonrust die aan de vooravond van het derde decennium van de 21e eeuw een opvallende rol speelt in onze – en ik vrees dat het daartoe niet beperkt is gebleven - samenleving. Die onrust treedt vooral op in de publieke- en diensten-sector, met als exponenten: onderwijs, gezondheidszorg, het postbedrijf, politie, justitie en openbaar vervoer, kortom , de hele publieke sector. Stonden in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werknemers op de barricaden voor meer loon en betere arbeidsomstandigheden, dat pakket is de afgelopen decennia uitgebreid met ‘vermindering-van-de-werkdruk’.
Er is naar mijn mening een gemeenschappelijke noemer aan te wijzen voor deze uit-breiding. Het heeft alles te maken met de bedrijfsvoering in voornoemde sectoren én met de privatisering en daarmee gepaard gaande flexibilisering van het werk. Het succes van de ‘maak’-industrie, de vervaardiging van goederen, is voor een niet onaanzienlijk gedeelte te danken aan het managen van bedrijven – van klein tot de grote multinationals en globaal opererende ondernemingen – management waarin opbrengsten, winsten en efficiëntie de boventoon voeren. In de publieke sector heeft dit managementdenken ook ingang gevonden, vanwege het succes van de productie sector. Zoals een succesvol productie bedrijf gerund wordt is blijkbaar de enige manier om welk bedrijf dan ook te sturen. Dat neoliberale model wordt ook wel aangeduid als “Anglo-Amerikaans” of “Angelsaksisch”. Haar tegenhanger staat bekend als het “Rijnlands model”. Het is goed om even stil te staan bij deze beide modellen.
ANGLO-AMERIKAANS
VERSUS RIJNLANDS
Om een
goed begrip te krijgen van de recente ontwikkelingen in de publieke sector en
in wat in de huidige samenleving het mainstream denken over organiseren is, wil
ik dit samenvatten aan de hand van ‘Het
Rijnland Boekje’ (Jaap
Peters/Mathieu Weggeman – 2005)
‘‘De Fransman Michel Albert, voormalig
directeur van het Franse planbureau en vervolgens
bestuursvoorzitter van een verzekeraar, is degene die het begrip ‘Rijnlands’
introduceerde in
zijn boek Capitalisme contre Capitalisme (1991). Hij is de peetvader van de tweestromenge-
dachte. Het boek van Albert wordt gekleurd door door de val van de Berlijnst Muur in 1989
en de neoliberale erfenis van de Amerikaanse president Ronald Reagan in de jaren tachtig
(de Reaganomics). Er was niet langer sprake van van communisme versus kapitalisme, maar van twee verschillende vormen van kapitalisme. Aan de ene kant is er – in de terminologie van Albert – het Rijnlandse model (kapitalisme op basis van solidatiteit, onder meer te vinden in Duitsland, Zwitserland, Frankrijk, de Benelux, Scandinavië en ook Japan) en ook de neo-Ame-rikaanse variant (…); kapitalisme op basis van individualisme, onder meer te vinden in de Verenigde Staten, Groot-Britannië en Singapore). Overigens komt er ook ‘Rijnlands’handelen in Amerika en ‘Anglo-Amerikaans’ handelen in Europa voor’. (Rijnlands Boekje – Business Contact; ISBN978-90-470-0209-3)
zijn boek Capitalisme contre Capitalisme (1991). Hij is de peetvader van de tweestromenge-
dachte. Het boek van Albert wordt gekleurd door door de val van de Berlijnst Muur in 1989
en de neoliberale erfenis van de Amerikaanse president Ronald Reagan in de jaren tachtig
(de Reaganomics). Er was niet langer sprake van van communisme versus kapitalisme, maar van twee verschillende vormen van kapitalisme. Aan de ene kant is er – in de terminologie van Albert – het Rijnlandse model (kapitalisme op basis van solidatiteit, onder meer te vinden in Duitsland, Zwitserland, Frankrijk, de Benelux, Scandinavië en ook Japan) en ook de neo-Ame-rikaanse variant (…); kapitalisme op basis van individualisme, onder meer te vinden in de Verenigde Staten, Groot-Britannië en Singapore). Overigens komt er ook ‘Rijnlands’handelen in Amerika en ‘Anglo-Amerikaans’ handelen in Europa voor’. (Rijnlands Boekje – Business Contact; ISBN978-90-470-0209-3)
Vervolgens
geven Peters en Weggeman een verhelderend overzicht:
Anglo-Amerikaans
*wie de baas is mag het
zeggen
*mensbeeld:
individualisme
*doelstelling als
vertrekpunt (soll)
*organisatie is
geldmachine
*zelf willen schitteren
*regelgedreven
*regels zijn regels
*functiesplitsing als norm
(generalisatie, routine
*coördinatie van bovenaf
*staf(aan)gestuurd
*voorspelbaarheid als
norm (standaardisering)
*meten is weten (alleen
wat we kunnen weten is waar)
|
Rijnlands
*wie het weet mag het
zeggen
*mensbeeld: solidariteit
*hier en nu als
vertrekpunt (ist)
*organisatie is
werkgemeenschap
*samen schitteren:
teamplay
*principegedreven
*contextgevoelig
*vakmanschap als basis
(specialisatie, improvisatie
*coördinatie vanaf de
werkvloer
*primair proces staat
centraal
*emergentie strategie
als norm (maatwerk)
*weten is meten (als je
iets kunt meten, weet je meer)
|
Op de
achterflap van Jaap Peter’s boek staat een pakkende samenvatting:
'Dit boek gaat over de wijze waarop wij
organisaties inrichten; hoe produceren wij het
organiseren? Organisaties worden ingerincht volgens bepaalde principes. Daarbij is
sprake van een systematisch wegnemen van vrijheidsgraden van de medewerkers op
de werkvloer als standaard organisatiepatroon, al dan niet behulp van ICT, terwijl het
topmanagement/het regime zich juist steeds meer vrijheidsgraden toeeigent. Tevens
belicht dit boek de gevolgen daarvan. Mensen worden niet ziek van werken, wel van
de wijze waarop werk is georganiseerd.'
organiseren? Organisaties worden ingerincht volgens bepaalde principes. Daarbij is
sprake van een systematisch wegnemen van vrijheidsgraden van de medewerkers op
de werkvloer als standaard organisatiepatroon, al dan niet behulp van ICT, terwijl het
topmanagement/het regime zich juist steeds meer vrijheidsgraden toeeigent. Tevens
belicht dit boek de gevolgen daarvan. Mensen worden niet ziek van werken, wel van
de wijze waarop werk is georganiseerd.'
De metafoor die
hij voor deze situatie heeft bedacht komt uit de moderne landbouw: ‘Intensieve
Menshouderij’. ‘Een metafoor die de relatie legt tussen de inrichting van de
intensieve landbouw en ‘intensieve’ organisaties’ Wat de landbouw betreft is
het tij aan het keren. Campagnes tegen de de bio-industrie – de plofkip – zijn
geen uitzondering meer. Wat betreft de intensieve menshouderijen, die zijn nog
niet zo ver. Maar actievoerende leraren, agenten, pi-loten, huisartsen,
verpleegkundigen en zorgverleners in het algemeen geven aan dat ‘het vee’, om
maar even in de sfeer van de metafoor te blijven, in het geweer komt.
VERDRAAID
Hierboven noemde ik het boek ‘Verdraaide Organisaties’ van Wouter Hart. De ondertitel ‘Terug naar de bedoeling’ is veelzeggend. De auteur gaat uit van het volgende model:
1. Er is sprake van een bedoeling van de activiteiten die worden verricht. Goed onderwijs, veiligheid op straat, goede zorg voor patiënten en ouderen, goederenvervoer, eerlijke recht-spraak, kortom, een goed functionerende publieke sector.
2. Er zijn mensen die die activiteiten uitvoerden: leraren, politieagenten, chauffeurs, ver-pleegkundigen, bejaardenverzorgenden, artsen.
3. Om die activiteiten zo goed mogelijk te kunnen verrichten zijn organisaties nodig. Laat daar geen twijfel over bestaan, al die bezigheden moeten gefaciliteerd worden. Een goede infrastructuur is onontbeerlijk. Wouter Hart zet een en ander schematisch uiteen met een cirkel, bestaande uit drie lagen. In het midden, de kern dus, ligt ‘de bedoeling’. Daaromheen bevindt zich ‘de leefwereld; zij die de taken uitvoeren. De buitenste laag wordt gevormd door de systeemwereld, de organisatie.
Hierboven noemde ik het boek ‘Verdraaide Organisaties’ van Wouter Hart. De ondertitel ‘Terug naar de bedoeling’ is veelzeggend. De auteur gaat uit van het volgende model:
1. Er is sprake van een bedoeling van de activiteiten die worden verricht. Goed onderwijs, veiligheid op straat, goede zorg voor patiënten en ouderen, goederenvervoer, eerlijke recht-spraak, kortom, een goed functionerende publieke sector.
2. Er zijn mensen die die activiteiten uitvoerden: leraren, politieagenten, chauffeurs, ver-pleegkundigen, bejaardenverzorgenden, artsen.
3. Om die activiteiten zo goed mogelijk te kunnen verrichten zijn organisaties nodig. Laat daar geen twijfel over bestaan, al die bezigheden moeten gefaciliteerd worden. Een goede infrastructuur is onontbeerlijk. Wouter Hart zet een en ander schematisch uiteen met een cirkel, bestaande uit drie lagen. In het midden, de kern dus, ligt ‘de bedoeling’. Daaromheen bevindt zich ‘de leefwereld; zij die de taken uitvoeren. De buitenste laag wordt gevormd door de systeemwereld, de organisatie.
Het is duidelijk dat de systeemwereld correspondeert met de linker –
Anglo-Amerikaanse kolom en de leefwereld met de linker – Rijnlandse kolom. In
de illustratie van Hart is sprake van ‘de denkrichting’. Je ziet dat de pijl van de systeemwereld naar de leefwereld wijst. In de ideale situatie gaat de pijl de andere kant op; van leefwereld naar systeemwereld. En dat is de paradigma-shift die nodig is.De praktijk is
echter, dat de pijl vanuit de systeemwereld naar de leefwereld wijst. Er wordt
beleid ontwikkeld zonder de leefwereld erin te betrekken, maar in die
leefwereld moet dat beleid ‘handjes-en-voetjes’ krijgen. De ‘burn-out-epidemie’
en de arbeidsonrust in de publieke sector en de haast arrogante houding van
bewindslieden en beleidsmakers vertonen grote samenhang. Er heerst onbegrip
voor elkaar in beide werelden. Op de werkvloer heerst de gedachte dat de burelen
bevolkt worden door papierschuivers en turfsmurfen, in de systeemwereld
verbaast men zich over zoveel onbegrip voor het ambitieuze beleid.
CAO-onderhandelingen lopen vast, als er meer geld komt, moet er meer
bureaucratie worden ontwikkeld om het op de juiste plek te laten komen, als het daar
al komt. Beide werelden zullen tot elkaar moeten komen om samen de bedoeling te
bedienen in het belang van de samenleving. Maar dan moet de denkrichting wel
ver-draaid worden en nieuwe wegen worden ingeslagen.
Of, om het met Albert
Einstein te zeggen:
‘Je kunt problemen
niet oplossen met dezelfde methode die ze heeft veroorzaakt’.
‘
Reacties
Een reactie posten