'Fatale remedie'.
Het leven
bestaat uit toevalligheden, dat wil zeggen, de dingen die gebeuren zijn
ovoorspelbaar. In tegeltjeswijsheid uitgedrukt: ‘Van het concert des levens
heeft niemand een program’. De huidige politiek en het aanhangend beleid heeft
weinig op met deze levenswijsheid. Toeval moet bestreden worden, risico’s
dienen te worden uitgebannen en veiligheid, alsmede voorspelbaarheid zijn inzet
van beleid. Dit is het centrale thema van het boek ‘De fatale staat’,
geschreven door Paul Frissen.[1] Op de
achterzijde van de omslag is dit centrale thema als volgt verwoord: “Waarom kunnen we maar niet aanvaarden dat
de wereld fundamentele tekortkomingen kent? De menselijke conditie is er nu
eenmaal een van tragiek. Al lezen we dat graag in Griekse tragedies, in het
maatschappelijke bestaan ontkennen we het liever. Deze onkenning mondt uit
in een idealistisch verlangen naar maakbaarheid en voorspelbaarheid, wat weer
aanleiding is voor interventionisme, elke niet voorziene gebeurtenis is
aanleiding voor een regen aan nieuwe regels en protocollen. Maar deze Pavlovreactie
heeft ook niet vermoede gevolgen: ‘Dat
elk sociaal handelen en dus ook beleid onbedoelde gevolgen heeft is inmiddels
breed gedeelde en aanvaarde kennis.[2]
Frissen citeert Engbertsen, die zeven mechanismen van onbedoelde effecten
onderscheidt.[3]
Ik wil ze één voor één de de revue laten passeren en ze toesnijden op het
onderwijsbeleid. De voorbeelden komen op mijn conto, de benamingen van de mechanismen
zijn van Engbertsren.
1. Functionele ontwrichting: ‘een
interventie verstoort de werking van een systeem omdat het zijn uitganspunten
of samenhang ondermijnt.
Voorbeeld: de onderwijsinspectie eist ‘opbrengstgericht’ onderwijzen, maar
‘onderwijzen’ heeft geen voorspelbare uitkomst. De output is verborgen in de
toekomst en niet te plannen, noch te achterhalen. Leraren voelen zich niet begrepen en raken gefrustreerd. Dit leidt niet tot meer 'productie', het tegendeel is waar, het werkt averechts.
2. Exploitatie: ‘burgers en organisaties buiten het systeem al calculerend uit, waardoor de legitimiteit van het systeem ondermijnd raakt’. Voorbeeld: Strategisch gedrag van scholen, leerkrachten en besturen om aan meer middelen te komen. Zie mijn blog ‘Toefta’.
3. Doelverschuiving: ‘organisaties en projecten worden doelen op zichzelf, waardoor eigenbelang voor algemeen belang komt’. Voorbeeld: De CITO-score zet de school in de etalage.
4. Classificatie: ‘indelingen en onderscheidingen gaan een eigen leven leiden’. Burgers gaan zich naar beleidscategorieën gedragen of raken erin verstrikt (stigmatisering). Voorbeeld: Etiketten zoals ADHD en PDDNOS.
5. Provocatie: ‘interventies kunnen tot deviant gedrag leiden omdat ze bedreigend zijn voor specifieke groepen’. Voorbeeld: hoogbegaafde kinderen krijgen extra leerstofaanbod, ouders van kinderen die dat aanbod niet krijgen voelen zich achtergesteld.
6. Over-commitment: ‘te veel beloften en te weinig middelen produceren teleurstelling’. Voorbeeld: De voorbeelden liggen voor het oprapen. .Elk glossy ‘informatie- (lees: propagandablad)’ schetst het beeld van hoe men de organisatie wenst te zijn, wat niet overeenkomt met hoe deze is. Of: Geen geslotener dag dan een open dag.
7. Geruststelling: ‘beleid dat vooral symbolisch is in de zin van ‘meer retorisch dan effectief’ frustreert uiteindelijk burgers’. Voorbeeld: Tijdens een ouderavond ‘Natuurlijk hebben wij een pestprotocol. Wij hebben ook een methode ‘sociale vaardigheid’.
De vraag die bij ouders blijft liggen is: ‘Waarom komt pesten dan op deze school nog voor?’
2. Exploitatie: ‘burgers en organisaties buiten het systeem al calculerend uit, waardoor de legitimiteit van het systeem ondermijnd raakt’. Voorbeeld: Strategisch gedrag van scholen, leerkrachten en besturen om aan meer middelen te komen. Zie mijn blog ‘Toefta’.
3. Doelverschuiving: ‘organisaties en projecten worden doelen op zichzelf, waardoor eigenbelang voor algemeen belang komt’. Voorbeeld: De CITO-score zet de school in de etalage.
4. Classificatie: ‘indelingen en onderscheidingen gaan een eigen leven leiden’. Burgers gaan zich naar beleidscategorieën gedragen of raken erin verstrikt (stigmatisering). Voorbeeld: Etiketten zoals ADHD en PDDNOS.
5. Provocatie: ‘interventies kunnen tot deviant gedrag leiden omdat ze bedreigend zijn voor specifieke groepen’. Voorbeeld: hoogbegaafde kinderen krijgen extra leerstofaanbod, ouders van kinderen die dat aanbod niet krijgen voelen zich achtergesteld.
6. Over-commitment: ‘te veel beloften en te weinig middelen produceren teleurstelling’. Voorbeeld: De voorbeelden liggen voor het oprapen. .Elk glossy ‘informatie- (lees: propagandablad)’ schetst het beeld van hoe men de organisatie wenst te zijn, wat niet overeenkomt met hoe deze is. Of: Geen geslotener dag dan een open dag.
7. Geruststelling: ‘beleid dat vooral symbolisch is in de zin van ‘meer retorisch dan effectief’ frustreert uiteindelijk burgers’. Voorbeeld: Tijdens een ouderavond ‘Natuurlijk hebben wij een pestprotocol. Wij hebben ook een methode ‘sociale vaardigheid’.
De vraag die bij ouders blijft liggen is: ‘Waarom komt pesten dan op deze school nog voor?’
Frissen
citeert Engbertsen, als hij beleid omschrijft als een in veel gevallen ‘fatale
remedie’. Voor wat betreft het onderwijsbeleid sluit ik mij hier volmondig bij
aan.
[1]
P.H.A Frissen is bestuursvoorzitter en decaan van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSBO) in Den
Haag, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en lid van de
Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling. (informatie afkomstig van de omslag van het boek in
kwestie).
[2]
Frissen, 2013, p. 87.
[3]
Engbertsen G. 2009: Fatale remedies. Over onbedoelde gevolgen van beieid en kennis.
32-40
Reacties
Een reactie posten