Ongelukkig in een badkuip
Hester IJsseling
plaatste op 30 april 2012 het verhaal ‘De tuin’ van Max Velthuis op haar blog. Het
verhaal is uit de serie “Kikker” waarmee de auteur (1923 – 2005) bekendheid verwierf als kinderboekenschrijver.
Dat Hester het verhaal ‘De tuin’ integraal onder de aandacht van haar volgers
bracht, behoeft geen verbazing. Lezing ervan wordt sterk aanbevolen! http://hesterij.blogspot.nl/2012/04/kikker-en-pad.html
Dit echter
slechts ter inleiding van deze bijdrage, ook een verhaal van Velthuis. Het
geval wil namelijk dat wij wegens het uitbreken van de zomervakantie de
tweeling van onze dochter te logeren kregen. En zij hadden als voorleesboek “De
jongen en de vis” van Max Velthuis bij zich, nota bene het boek waarmee hij in
1969 internationaal doorbrak. Dit boek bleek voor de oude meester een rijke
inspiratiebron. Luister (lees) maar:
Er was eens een jongen. Het liefste
zat hij aan de waterkant te vissen. Hij had er plezier in als hij een visje
ving, maar hij droomde ervan eens een heel grote vis te vangen.
Deze wens
werd werkelijkheid, want:
Toen de jongen wakker werd, zag hij
opgewonden dat zijn dobber onder water was verdwenen! De hengel boog ver door
en er werd aan gerukt en getrokken. Hij sprong snel op, greep de hengel en trok
uit alle macht. Maar de vis trok net zo hard terug. Het werd een lange strijd. Eindelijk
had de jongen zijn buit op de kant. Daar lag een vis, zo groot en mooi als hij
van zijn leven nog niet had gezien.
De jongen nam
zijn buit mee naar huis, sloeg een bod om de vis te verkopen af, want: Niemand mag mijn vis opeten! […] Mijn vis
mag blijven leven en gelukkig zijn.
Thuisgekomen
bood de jongen de vis de badkuip als verblijfplaats aan, in zijn ogen een riant
onderkomen, maar vanuit de visvisie toch wat tegenvallend qua
uitzwemmogelijkheden:
Hij had net genoeg ruimte om rustig te
kunnen liggen. Heen en weer zwemmen kon hij niet.
De vis maakte
een wat troosteloze indruk, dus de jongen besloot tot wat opbeurende
activiteiten:
“Ik zal bloemen voor je plukken en het
gezellig voor je maken,” troostte de jongen hem[…..]’s Avonds las hij de vis
voor uit een boek vol verhalen. Die luisterde geduldig, maar gelukkig was hij
niet.
Het was
duidelijk dat de vis professionele hulp nodig had.
De volgende morgen was de vis ziek. Hij
zag er bleek uit en wilde niet eten. De jongen schrok, want hij was erg veel
van de vis gaan houden. Snel ging hij met hem naar de dokter. De dokter legde
de vis op tafel, keek hem in de bek en zei: “De vis heeft kou gevat.” Daarna
bond hij een doek om zijn kop. Hij gaf de jongen een flesje met medicijn mee,
waarop stond: Driemaal daags een lepel.
Op de terugweg door de stad keek de vis verschrikt en angstig naar al die mensen, de hoge huizen en de toeterende auto’s.
Op de terugweg door de stad keek de vis verschrikt en angstig naar al die mensen, de hoge huizen en de toeterende auto’s.
Thuisgekomen
was de vis blij weer in het water van de badkuip te zijn. Hij kreeg zijn
medicijnen, viel in slaap en droomde:
Hij droomde dat zijn vinnen in
vleugels veranderden. Hij vloog door het raam naar buiten. […] Hij vloog en
vloog tot hij bij het meer kwam waarin hij altijd gewoond had. Hij maakte een
buiteling van vreugde en dook het water in. Toen werd hij wakker. Teleurgesteld
ontdekte hij dat hij nog steeds in de badkuip lag.’s Morgens vroeg kwam de
jongen met het drankje en vroeg de vis hoe het nu met hem ging. “Ik ben zo
gezond als een vis in het water maar zijn kan,” antwoordde de vis. “Maar ik heb
heimwee naar het meer. Dat is wat mij mankeert! Breng me alsjeblieft terug! Ik kan in een badkuip niet gelukkig zijn!”
Toen de jongen dat hoorde, was hij erg verdrietig, maar hij begreep zijn vriend
wel. En omdat hij veel van hem hield, nam hij hem onder de arm en bracht hem
terug naar het meer.
Hier nam de jongen afscheid van zijn
vriend. Hij liet hem voorzichtig in het water glijden. “Vaarwel grote vis!”
riep hij hem na. En toen de jongen zag hoe de vis zijn vinnen uitsloeg in
het meer rondzwom, voelde hij zich zeer gelukkig.
P.S. Moge het
allen die kinderen les geven, gegeven zijn om hun vinnen uit te slaan in het
meer waarin zij thuishoren en niet te hoeven drijven in de badkuip die het management hen heeft toebedacht!
(Bron: Velthuis. Max - De jongen en de vis - De vier windstreken 2004)
(Bron: Velthuis. Max - De jongen en de vis - De vier windstreken 2004)
Reacties
Een reactie posten