Scoren!
‘Alle CITO-scores
openbaar’, kopt ‘De
Telegraaf op 14 september 2013. Pogingen om dit tegen te houden, tot aan de
rechtbank aan toe, hebben niet mogen baten:
‘Scholen probeerden dit met een rechtszaak tegen te houden, omdat ze vreesden dat de scores zouden worden gebruikt als ranglijst’. RTL nieuw had naar de cijfers gevraagd opdat ouders een goede schoolkeuze zouden kunnen maken. De vraag die hier rijst is of onderijskwaliteit wel uitgedrukt kan worden in een toetsscore en of die scores rechtvaardigen om scholen met elkaar te vergelijken. Methodologisch zou dit geen probleem zijn als ‘kwaliteit’ als een concrete zaak, een fysiek ‘ding’’ opgevat kan worden. Hier hangt alles van af. ‘Kwaliteit’ is een abstract begrip. Je kunt het niet vastpakken, wegen, inpakken of anderszins manipuleren Bovendien zegt een toesscore niets over de context waarin het onderwijs is ingebed. De eerste aanzet van de CITO-toets komt op naam van Adriaan de Groot (1914-2006), hoogleraar toegepaste psychologie. Hij ontwikkelde de Amsterdamse schooltoets niet om de kwaliteit van het onderrwijs te meten, maar om een aanvulling te bieden op het advies van de school in het kader van de keuze voor geschikt vervolgonderwijs.
‘Scholen probeerden dit met een rechtszaak tegen te houden, omdat ze vreesden dat de scores zouden worden gebruikt als ranglijst’. RTL nieuw had naar de cijfers gevraagd opdat ouders een goede schoolkeuze zouden kunnen maken. De vraag die hier rijst is of onderijskwaliteit wel uitgedrukt kan worden in een toetsscore en of die scores rechtvaardigen om scholen met elkaar te vergelijken. Methodologisch zou dit geen probleem zijn als ‘kwaliteit’ als een concrete zaak, een fysiek ‘ding’’ opgevat kan worden. Hier hangt alles van af. ‘Kwaliteit’ is een abstract begrip. Je kunt het niet vastpakken, wegen, inpakken of anderszins manipuleren Bovendien zegt een toesscore niets over de context waarin het onderwijs is ingebed. De eerste aanzet van de CITO-toets komt op naam van Adriaan de Groot (1914-2006), hoogleraar toegepaste psychologie. Hij ontwikkelde de Amsterdamse schooltoets niet om de kwaliteit van het onderrwijs te meten, maar om een aanvulling te bieden op het advies van de school in het kader van de keuze voor geschikt vervolgonderwijs.
In de vorige
bijdrage noemde ik de studie van Stephan Jay Gould, ‘De mens gemeten’. Hij veegt
daarin nogal de vloer aan met de praktijken rond het ontstaan van de
intelligentietest in de vorige eeuw, maar vooral met het misbruik dat ervan
werd gemaakt. Termen als ‘idiotie’. ‘debilitas mentis’ en ‘imbeciliteit’,
herinneren nog aan die periode. Het zijn etiketten die mensen werden opgeplakt
op grond van het IQ. Zelfs het uitvoeren van de doodstraf in de VS is gebonden
aan een IQ ondergrens van 70. De grondlegger van de intelligentietest, de
Franse psycholoog Alfred Biniet (1857-1911) had de test ontworpen om kinderen
op te sporen die extra onderwijsondersteuning nodig hadden en daarin vertoont
hij veel gelijkenis met Adraan de Groot.
Gould begint zijn analyse door op twee dwalingen te wijzen:
Reïficatie: Gould omschrijft dit begrip als: [..] ‘onze geneigdheid om abstracte concepten om te zetten in dingen’. En dat is nu precies, zo stelt hij, wat er met het begrip ‘intelligentie’ en de waarde waar die in wordt uitgedukt: ‘IQ’, is gebeurd. Reïficaties vormen een ware plaag; de Nederlander, de kiezer’, de patiënt… E. H . Nieweg noemt in zijn essay ‘Wat wij van Jip en Janneke kunnen leren’[1], reïficatie ‘de verdinglijking van diagnostische categorieën’. Dat doet hij vanuit zijn vakgebied, de psychiatrie. Ook meent Nieweg dat een groot gevaar van het reïficeren bestaat uit cirkelredeneringen. Dan krijg je bijvoorbeeld de constructie: ‘Intelligentie is wat intelligentietests meten’. [onderwijskwaliteit is wat de CITO-toets meet] Reïficaties bieden de schijn van beheersbaarheid, meetbaarheid en van maakbaarheid. Vandaar de grote voorliefde ervoor. Het zijn virtuele afbeeldingen van de werkelijkheid en vormen een ware plaag voor hen die te maken hebben met de realiteit.
Rangordenen: Heeft de reïficatie eenmaal plaatsgevonden dan kunnen er metingen verricht worden aan het gereïficeerde. Dat levert cijfermateriaal op wat statistisch verwerkt kan worden. Fraaie grafische voorstellingen, dankzij de ICT, completteren de indruk dat er iets zeer concreets gepresenteerd wordt.
Gould begint zijn analyse door op twee dwalingen te wijzen:
Reïficatie: Gould omschrijft dit begrip als: [..] ‘onze geneigdheid om abstracte concepten om te zetten in dingen’. En dat is nu precies, zo stelt hij, wat er met het begrip ‘intelligentie’ en de waarde waar die in wordt uitgedukt: ‘IQ’, is gebeurd. Reïficaties vormen een ware plaag; de Nederlander, de kiezer’, de patiënt… E. H . Nieweg noemt in zijn essay ‘Wat wij van Jip en Janneke kunnen leren’[1], reïficatie ‘de verdinglijking van diagnostische categorieën’. Dat doet hij vanuit zijn vakgebied, de psychiatrie. Ook meent Nieweg dat een groot gevaar van het reïficeren bestaat uit cirkelredeneringen. Dan krijg je bijvoorbeeld de constructie: ‘Intelligentie is wat intelligentietests meten’. [onderwijskwaliteit is wat de CITO-toets meet] Reïficaties bieden de schijn van beheersbaarheid, meetbaarheid en van maakbaarheid. Vandaar de grote voorliefde ervoor. Het zijn virtuele afbeeldingen van de werkelijkheid en vormen een ware plaag voor hen die te maken hebben met de realiteit.
Rangordenen: Heeft de reïficatie eenmaal plaatsgevonden dan kunnen er metingen verricht worden aan het gereïficeerde. Dat levert cijfermateriaal op wat statistisch verwerkt kan worden. Fraaie grafische voorstellingen, dankzij de ICT, completteren de indruk dat er iets zeer concreets gepresenteerd wordt.
Volgens mij
geldt bovenstaande ook voor ‘onderwijskwaliteit”.
Het begrip is gereïficeerd, verdinglijkt tot een meetbaar en kwantificeerbaar
geheel. En zo kan scholen en zij die er werken de maat worden genomen zonder
een stap in de school te hoeven zetten.
Reacties
Een reactie posten