meten is raden.



Objectiviteit en wetenschap horen onlosmakelijk bij elkaar, althans, dat zouden ze moeten. Er is geen groter  verwijt aan een wetenschapper dan dat van niet-objectief te zijn. De feiten moeten spreken en meten is, zo luidt het adagium, nog steeds weten. Alleen moet je wel weten wat en hoe je wil meten en welke instrumenten je daarbij nodig hebt. Het heeft weinig zin om buiten, met een rollint, de temperatuur te willen meten. En meten levert als resultaat  kwantiteit op, wat weinig tot niets zegt over de kwaliteit. Een grotere voet is nog geen betere voet. Het aantal boeketten bloemen dat iemand zijn/haar partner op jaarbasis geeft, zegt niet per definitie iets over de relatie. De objeciticviteit van de wetenschap valt of staat niet alleen met de gesteldheid van de wetenschapper. Goed, er zijn malafide lieden die bewust de feiten verdraaien, maar dat is niet de grondhouding van ‘de’ wetenschapper. Belangrijker is, wat Foucault als ‘discours’ heeft beschreven. Wat zijn de vigerende maatschappelijke opvattingen en wat is het mainstream denken in een bepaald tijdsgewricht. Zo werd bijvoorbeeld de criminoloog Buikuisen[1] het onderzoek naar een fysiologische basis voor crimineel gedrag niet in dank afgenomen omdat het niet aansloot bij de heersende opvattingen die zulk gedrag aan omgevingsfactoren toeschreef. Elk tijdsgewricht kent resultaten van wetenschappelijk onderzoek dat gunstig voor de actualiteit uitvalt. Of het nu gaat om éénoudergezinnen, opvoeding door ouders van gelijke sexe, of, in het recente verleden, werkende moeders, een nieuw verschijnsel is eerst echt goed geaccepteerd wanneer de wetenschap heeft beslist dat het niet schadelijk, ofwel juist beter is.

Stephen Jay Gould, Amerikaans paleontoloog en evolutiebioloog (1941 – 2002) was auteur van het kloeke werk ‘De mens gemeten’,[2] De ondertitel luidt: ‘De geschiedenis van de intelligentietest’. Het gedrag van de mens wordt bepaald door de werking van de hersenen. Het huidige neurologisch onderzoek tracht de geheimen van ons brein te ontrafelen, maar aan het prille begin stonden twee andere disciplines, die nu als volkomen achterhaald en zelfs primitief beschouwd worden, namelijk de craniologie en de frenologie[3]. Beoefenaars van deze disciplines meenden door het verrichten van metingen aan de schedel, haar inhoud en haar vorm uitspraken te kunnen doen over de kwaliteit van het denkvermogen en de menselijke soort in al haar verscheidenheid. De resultaten van deze metingen, die objectief waren [en dat waren ze ook ‘sec’, maar niet op grond van interpretatie, of, van wat in het Duits zo mooi heet ‘hineininterpretieren’.] lagen verbazend goed in het verlengde van de gangbare opvattingen over ras, sexe en maatschappelijke positie. Dat negers inferieur waren ten opzichte van blanken beschouwde men niet persé als een wenselijke situatie, maar de feiten  (cijfers), geproduceerd door het verrichte craniologische onderzoek, logen niet. Ter illustratie volgt hier een passage uit Goulds boek. Het gaat over het feit, dat misdadigers kleinere hersenen moesten hebben dan eerlijke lieden, hoe anders was het criminele gedrag te verklaren, dan uit een tekort aan herseninhoud? Derhalve was de vondst van grote hersenen onder de groep misdadigers een probleem. Het onderzochte materiaal zal hoogst waarschijnlijk afkomstig zijn geweest van geëxecuteerden en geweldslachtoffers. Merk op, dat deze ontdekking de aanname omtrent de relevantie van de herseninhoud geen moment in gevaar brengen:

            Misdadigers met grote hersenen
De grote omvang van de hersenen van veel misdadigers was voor de specialisten van de schedelmeting en  criminele antropologen een onophoudelijke bron van zorgen. Broca[4] deed de zaak af met zijn stelling dat een plotselinge executie de gewichtsvermindering van de hersenen belette die bij veel eerlijke mannen door lange ziekte-aanvallen werden veroorzaakt. Bovendien deed ophanging de hersenen opzwellen, hetgeen tot schijnbare hoge gewichten leidde.
[Dát het gewicht van de hersenen ertoe doet wordt geen ogenblik betwijfeld. – G.C]
In het jaar dat Broca stierf publiceeerde T. Bisschoff zijn onderzoek naar de hersenen van honderdnegentien huurmoordenaars, moordenaars en dieven. Gemiddeld wogen ze elf gram meer dan die van eerlijke mannen terwijl er veertien meer dan 1500 gram wogen en vijf meer dan 1600 gram. Daartegenover konden slechts drie geniale mannen op meer dan 1600 gram bogen terwijl de huurmoordenaar Le Pelley met 1809 gram Cuvier in de schaduw stelde. De grootste vrouwelijke hersenen ooit gewogen (1565 gram) waren van een vrouw die haar man had vermoord.
Broca’s opvolger Paul Topinard[5] werd door de gegevens aan het denken gezet en kwam uiteindelijk tot de conclusie dat te veel van het goede voor sommigen niet goed is. Waarachtig geïnspireerde criminaliteit vergt net zoveel van de bovenkamer als de virtuositeit van een professor. […] Topinard besloot: ‘Het lijkt vast te staan dat een aantal misdadigers ertoe wordt gebracht zich van de gangbare sociale spelregels af te wenden als gevolg van een overdaad aan cerebrale activiteit en dus door het feit dat ze over grote of zware hersenen beschikken’ (1888, p. 15).

Ik heb dit citaat gekozen omdat het zo goed illustreert hoe wetenschappers bergen werk verzetten, werk, dat enkele decennia later bij het oud papier wordt gezet. Het discours, het gangbare denken verleent dergelijke wetenschappelijke resultaten haar gewicht. Dat lijkt in die actualiteit objectief.

Terug naar nu; bezuinigingen in het onderwijs leiden tot grotere klassen. ‘Klassen worden groter’, kopt dagblad ‘De Stentor’ op 13 augustus 2013. En grotere klassen betekenen voor leerkrachten meer werkdruk.  Helen van den Berg, voorzitter van de vakbond CNV Onderwijs, stelt:[6]


De situatie in het basisonderwijs is dramatisch. Door de stille bezuinigingen die al een aantal jaren aan de gang zijn, is de rek er nu uit schoolbesturen hebben maar twee knoppen waaraan ze kunnen draaien[…] personeel en onderhoud van de school. […] De groepsgrootte komt dan aan bod: ‘Meer dan 35 leerlingen per groep is bepaald geen uitzondering, zegt Van den Berg. ‘Leerlingen krijgen niet de aandacht die ze nodig hebben. Leraren krijgen zoveel taken op hun bord dat werkdruk enorm stijgt. Dat heeft effect op hun werkplezier, maar ook op hun privéleven en gezondheid, blijkt uit onderzoek onder onze leden.

Maar gelukkig is er wetenschappelijk onderzoek:
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt echter niet dat de groepsgrootte verschil maakt voor de kwaliteit van het onderwijs. De leerkracht heeft zelf verreweg de grootste invloed op de leerprestaties van kinderen, verklaart Cor Verbeek van onderwijsadviesbureau CPS.
Vervolgens illustreert Cor geen enkele notie te bezitten over wat onderwijzen inhoud.
Wie staat er voor de klas?( Dus per definitie niet: wie zitten er in de klas, G.C) Diens pedagogische en didactische vaardigheden maken het verschil, niet het aantal leerlingen.

Dat de onderwijskwaliteit het resultaat is van interactie tussen leerling en leraar ontgaat de neoliberale logica. Het komt neer op de actie van de leraar; die wordt geacht de leerling te kneden in de juiste proporties. En in hoeverre dat is gelukt is meetbaar in testscores. Waar dat toe leidt is prachtig zichtbaar in inspectierapporten. Als je die leest met de insteek van ‘Misdadigers met grote hersenen’,  het meten van het onmeetbare, gaat er een wereld open.

P. S.: Hoe smaakt een meter plezier?





 

 

 

 

 

 




[1] http://nl.wikipedia.org/wiki/Wouter_Buikhuisen
[2] Uitgeverij Contact – Amsterdam/Antwerpen 1996.De Engelse titel luidt: ‘The mismeasure of men’,  Norton 1981. ISBN 90-254-1102-9 In 1996 kwam het werk geheel herzien opnieuw uit. Uit deze titel blijkt dat Gould geen hoge pet op heeft ten aanzien van het ‘meten’.
 
[3] Zie hier een bijzonder interessant ‘actueel’ artikel over craniologie: http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&frm=1&source=web&cd=2&ved=0CDMQFjAB&url=http%3A%2F%2Fwww.ntvg.nl%2Fpublicatie%2Fover-het-nut-en-de-waarde-eener-craniologie-nederland%2Fpdf&ei=0egMUovHBYmIhQeO_YHYBg&usg=AFQjCNHJ6PNsmE8hXSOuw4QTBeoLv3S_rw&sig2=DnT3fQysg5Gu-d1WVGxVJA
[4] Broca staat bekend als de ontdekker van het spraakcentrum in de hersenen. Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Centrum_van_Broca
[5] Boeiend is zijn onderzoek naar neuzen. Zie: http://en.wikipedia.org/wiki/Paul_Topinard
[6] Dagbald ‘Stentor’ 13-08-2013

Reacties

Populaire posts van deze blog

Ode aan meneer Kip

Open dag, ja leuk!!!

Waarheid en werkelijkheid 2