'Pesten, dat lossen we wel even op.



Gedragseconoom Daniël Kahneman publiceerde in 2011 de bestseller ‘Ons feilbare denken’, waarin hij uiteenzet, dat wij heel simpel uitgaan van wat wij zien, van wat er is. Je kijkt door het raam een klaslokaal in en denkt te zien wat daar aan de hand is, je ziet een topsporter een wereldrecord halen en denkt: dat ging gemakkelijk’, je ziet een Cito-score en denkt: ‘dat valt tegen!’ en zo verder. Kahneman onderscheidt twee systemen waarmee wij onze kennis organiseren. De door mij genoemde voorbeelden zijn afkomstig van systeem één; het intuïtieve, snelle, directe oordelen. Dit denken is goed voor situaties waarin acuut handelen vereist is, zoals reageren op dreigend gevaar. Dan zijn reflexmatige reacties levensreddend. Systeem twee, waar Kahneman van spreekt, is luier, trager. Het lijkt daardoor minder accuraat, maar de schijn bedriegt hier, vooral als je kijkt naar de lange termijn. Systeem twee gaat over wat je niet ziet op het eerste gezicht, maar pas gaat ervaren als je in de geobeserveerde situatie bent, wat langer reflecteert op wat gebeurt en oog krijgt voor de context waar het gebeuren zich bevindt. Om naar mijn voorbeelden terug te keren; je ziet niet de didactische processen en de inspanningen van de leerlingen en de leerkracht in het klaslokaal, je ziet niet de trainingsarbeid die tot de topprestatie hebben geleid en je ziet niet hoe deze CITO-score tot stand is gekomen. Kahneman lardeert zijn betoog met vele anekdotes. Eén daarvan luidt: Hoeveel dieren van elke soort nam Mozes mee in de ark. Systeem één beantwoordt deze vraag simpelweg met ‘twee’  natuurlijk. Systeem twee zegt: ‘Wacht eens even, was Noach niet de gezagvoerder van de ark?’ Systeem heeft dus nogal de neiging om je beentje te lichten en leidt snel tot wat de Engelsen noemen: ‘Jumping into conclusions’. Systeem één heeft geen oog voor de context, de achtergronden en de innerlijke logica van wat wij zien. Hiermee verschaft Kahneman ons een breed toepasbaar concept en het loont de moeite dit concept voortdurend in het achterhoofd te hebben bij het waarnemen. Een voorbeeld:
Recentelijk , vonden twee tragische gevallen van suïcide plaats, die gerelateerd waren aan ‘pesten op school'. ‘Pesten' stond al langer hoog op de onderwijsagenda; protocollen, anti-pestprogramma’s en allerlei trainingen rolden over elkaar heen. Laat het duidelijk zijn, pesten is een groot probleem, maar ook complex. In de Volkskrant van 25 maart 2013 stond het volgende:

Anti-pestwet kan rekenen op brede kamersteun
Kamerleden zijn blij dat staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs scholen gaat verplichten om pesten aan te pakken. Dekker kan op steun rekenen van coaolitiepartijen VVD en PvdA, maar ook van een deel van de oppositie. Wel kan de wet op sommige punten nog wel wat strakker, vinden de partijen.
Een anti-pest wet is volgens de staatssecretaris Dekker van Onderwijs het beste antwoord op pesten. Hij presenteerde vandaag samen met Kinderombudsman Marc Dullaert op een school in Den Haag een wetsvoorstel om de problemen fors te verminderen. Het plan lijkt bij velen in goede aarde te vallen.

Anti-pest coördinator – Dekker wil scholen verplichten om het pesten flink aan te pakken. Ze moeten een lesmethode gaan gebruiken tegen pesten waarvan zeker is dat deze werkt, er moet een anti-pestcoördinator worden aangesteld en de Inspectie van het Onderwijs moet nauwgezetter controleren. Ook moeten docenten beter worden opgeleid om pesten te signaleren en moet er beter worden gelet op cyberpesten, pesten via internet. Volgens Dekker is de wet hard nodig, omdat één op de tien leerlingen nu wordt gepest. ‘We koesteren niet de illusie dat pesten kan worden uitgeroeid, maar we zijn moreel verplicht om gezamenlijk ons uiterste best te doen het zoveel mogelijk terug te dringen. Duidelijk moet zijn dat pesten onacceptabel is, in elke situatie’.

Het is duidelijk dat deze krachtige maatregelen afkomstig zijn uit systeem één. Daarin is ‘pesten’ een ‘leeg’ en ‘abstract’ begrip, net als het getal ‘2’. Het begrip heeft vulling nodig; ‘twee voorwerpen’, of je moet puur abstract willen rekenen. In het bovenstaande wordt geen enkel gewag gemaakt van concreet gedrag. Dat is ook niet verwonderlijk als je dagelijkse praxis mijlenver verwijderd is van de alledaagse schoolpraktijk. Niettemin; het plan werd juichend ontvangen:

Realistisch plan. In de Tweede kamer werd met tevredenheid gereageerd op het wetsvoorstel. Coalitiepartijen VVD en PVDA noremen het een goede stap vooruit. Oppositiepartij D66 sprak van een realistisch plan en ook de ChristenUnie liet zich positief uit. De PO-raad, een vereniging van schoolbesturen kan zich ook goed vinden in de plannen. Wel waarschuwt de vereniging dat Dekker niet op de stoel van schoolbesturen en leraren moet gaan zitten.

Dus, alom bijval, met slechts één kritische kanttekening van de PO-raad. Misschien omdat die raad iets dichter bij de onderwijspraxis staat. De positieve teneur slaat echter om, wanneer de Aob, de Algemene Onderwijsbond, aan het woord komt:

Hype. De Algemene Onderwijsbond (Aob) is minder enthousiast; een wet lost volgens de bond het pestprobleem niet op. ‘Laat de scholen het zelf oplossen. Het is jammer dat de staatssecretaris ingaat op de hype die er nu rond pesten is’, stelt een woordvoerster […].

Het zal de politici wellicht verbazend dat er nu juist vanuit ‘het veld’ kritiek op de ‘realistische’ visie van de staatssecretaris. Met Kahneman’s analyse in gedachte is die kritiek volkomen logisch en blijft er van het door D66 genoemde ‘realisme’ niets over. Integendeel, heel het voornemen om tot een dergelijk wet te komen is doortrokken van irrealisme en idealisme. De mensen uit de praktijk kijken naar ‘pesten’ op basis van systeem twee. ‘Pesten’ is dan geen ‘leeg’  en ‘abstract’ begrip, maar gedrag, gevat in een context en situationeel. Elk geval staat op zichzelf. De eerste reactie van een ervaren leerkracht op de melding: “Ik wordt gepest”,  is: Wie deed wat, waar en wanneer?” Hij wil de mededeling uit systeem één overhevelen naar systeem twee, vaak tot ongenoegen van systeem één, want dat wil het simpel houden!
Mijn moeder, zoals ik al in een eerdere bijdrage vermeldde, bekeek het voetballen vanuit systeem één: twintig jonge kerels in korte broeken die achter een bal aanhollen. Politici zien ‘pesten op school’ op analoge wijze. Johan Cruyff heeft een andere kijk op voetbal dan mijn moeder. Zo hebben ook leerkrachten een andere kijk op ‘pesten op school’ dan politici en betweterige bewindslieden.

P.S
Als de staatssecretaris nu een wetsvoorstel zou indienen om ‘fietsen op het schoolplein’ aan banden te leggen, dan was de handhaving een stuk overzichtelijker dan bij ‘pesten’.



Reacties

Populaire posts van deze blog

Ode aan meneer Kip

Open dag, ja leuk!!!

Waarheid en werkelijkheid 2