Achter de dingen
De
‘tempo-toets’ rekenen die ik regelmatig afnam, was bedoeld om te bepalen hoe
het staat met het automatiseren van de
hoofdbewerkingen, maar ik weet niet of
die toets nog gebruikt wordt. De kinderen krijgen een blad met
verschillende soorten sommen, oplopend in moelijkheidsgraad. Per onderdeel zijn
er vijf rijtjes van vijf sommen en de leerlingen krijgen per serie één minuut
de tijd om de antwoorden te noteren. Dus, een leerling die de telstrategie nog
hanteert of een ander probleem op rekengebied heeft scoort laag omdat het per
antwoord relatitef lang moet nadenken. Wanneer de toets zou worden afgenomen
zonder tijdslimiet krijg je geen inzicht in hoeverre de leerling de sommen
heeft geautomatiseerd, is de achterliggende gedachte. Ik beschrijf nu een bizarre
ervaring met deze tempo-toets, een ervaring die ik als metafoor gebruik voor de
wijze waarop politici, managers en beleidsmakers de dingen die op hun pad komen
benaderen.
Ik kijk de
tempo-toetsbladen van mijn groep 5 na en stuit op een blad met ‘vreemde’
antwoorden van Nienke. Bij het eerste rijtje sommen stond overal als antwoord
‘1’; bij het tweede rijtje ‘2’; bij het derde rijtje ‘3’ enzovoort.
Ik had al die
antwoorden fout kunnen rekenen, met uitzondering van de enkele som waar het
antwoord ‘bij toeval’ juist was. Dat resultaat zou dan aanleiding zijn voor een
handelingsplan voor deze leerlinge met een bepaalde looptijd, evaluatie en
bijstelling en de nodige administratieve rompslomp, nog afgezien van een lastig
oudergesprek.’Je kind heeft een dramatische score op de tempo-toets rekenen’
zou mijn boodschap dan geweest zijn, met als logische vraag van de andere
zijde: ‘En wat ga je daaraan doen’? Het liet mij niet los. Als mij één ding
duidelijk was dan was het wel dat deze leerlinge de antwoorden niet rekenend had gevonden. Haar ‘reguliere’
rekenwerk hield niet over, maar sommen van dit niveau zouden geen problemen
moeten geven. De antwoorden toonden ook een zekere logica (1,2,3,4), zodat de
optie ‘lukraak maar wat invullen’ niet waarschijnlijk was. De volgende stap die
ik nam was: ‘De leerlinge de sommen nogeens aanbieden maar dan zonder
tijdslimiet’. Tot mijn verbazing maakte ze nu praktisch geen fouten. En toen
viel bij mij het kwartje. Bij het
uitleggen van de toets ‘vertaalde’ ik de term ’tempo’ met ‘snelheid’ en dat was
bij dit meisje blijven hangen; het was een eigen rol gaan spelen.
Ze
interpreteerde het wezen van de toets als volgt: ik moet zo snel mogelijk zoveel mogelijk cijfers achter de sommen
zetten. En uit praktische overwegingen had ze gekozen voor de oplopende
reeks 1,2,3 enz. Binnen deze door haarzelf
geconstrueerde context had zij - in haar eigen optiek - zeer hoog gescoord op de test. De notie dat
de sommen moesten worden uitgerekend was haar volkomen ontgaan! Je voelt nu
waarschijnlijk al aankomen dat ik dit noem als illustratie van het feit dat
dergelijke verschillen in de interpretatie en duiding van de dingen die om ons gebeuren
tot Babylonische spraaktverwarringen kunnen leiden. Ik moest deze leerling geen
handelingsplan automatiseren aanbieden, maar haar rustig de bedoeling van een
en ander duidelijk maken. Ze had mij geleerd om het tapijt eens op te lichten
om te zien wat eronder ligt; om niet op een eerste indruk af te gaan; om verder
te kijken dan een neuslengte. Dit voorval brengt mij ook bij de filosoof
Foucault die het discours, het vertoog, de innerlijke logica benadrukt.
Nienke heeft
mij geleerd om achter de dingen te kijken, want juist daar gaan er werelden
voor je open.
P.S. Ik wens allen die beleid maken, organiseren en regeren het vermogen toe om achter
de dingen te kijken. Nienke, bedankt.
Reacties
Een reactie posten