Toekomst
Mijn
beste vriend is blind. Dit is geen dramatische mededeling als zou hem gisteren
dit lot getroffen hebben, want hij is al tientallen jaren niet ziend. Ik meld
dit omdat het de aanleiding is voor het feit dat wij menig avondje samen naar
hoorspelen hebben zitten luisteren, zoals anderen naar de bioscoop gaan. Hij heeft
een uitgebreide verzameling hoorspelen, een artistieke uiting waarbij acteurs hun rol voor de microfoon lezen. Er was ook
altijd iemand bij die voor de geluidseffecten; telefoon, tuinhek, voetstappen op
het grind, deurbel, onweer, regen enzovoort, zorgde Het genre was bijzonder populair
in de jaren vijftig van de vorige eeuw, vergelijk het maar met de huidige
detectives. Zeer bijzonder waren de Sience Fiction verhalen en dat werden ze in
steeds meerdere mate omdat deze door de tijd werden ingehaald.
In die tijd waren er de eerste voorzichtige experimenten op gebied van de ruimtevaart. In 1957 begonnen de Russen hun ‘Spoetnik’ programma, met als apotheose de vlucht van de Spoetnik II met het hondje ‘Laika’ aan boord, in 1961 gevolgd door de eerste bemande ruimtevlucht door astronaut Joeri Gagarin. Deze ‘achterstand’ op dit gebied stak de Amerikanen en president Kennedy kondigde de eerste maanreis aan. Het Geminiprogramma, gevolgd door het Apolloprogramma moesten uiteindelijk daartoe leiden en in 1969 was de eerste maanvlucht een feit. Boze tongen beweerden dat dit hele programma een verborgen agendapunt had, namelijk het testen van ballistische raketten die kernwapens konden dragen, maar dit terzijde. Heel Nederland volgde de verrichtingen van de ruimtevaarders op de TV, hetgeen de presentator Henk Terlingen de bijnaam ‘Apollo Henkie’ opleverde. Ruimtevaart was hot en prikkelde de fantasie. Jules Vernes’ droom werd werkelijkheid en de mens zou de ruimte veroveren. Trendwatchers van toen zagen een grote toekomst voor het reizen door het heelal en er verschenen veel publicaties op dit gebied. Als aan een klas kinderen gevraagd werd een tekening over de toekomst te maken verschenen de raketten en mannen in ruimtepakken op verre planeten tussen vreemde vegetatie. Ook de hoorspelmakers stortten er zich op.
In die tijd waren er de eerste voorzichtige experimenten op gebied van de ruimtevaart. In 1957 begonnen de Russen hun ‘Spoetnik’ programma, met als apotheose de vlucht van de Spoetnik II met het hondje ‘Laika’ aan boord, in 1961 gevolgd door de eerste bemande ruimtevlucht door astronaut Joeri Gagarin. Deze ‘achterstand’ op dit gebied stak de Amerikanen en president Kennedy kondigde de eerste maanreis aan. Het Geminiprogramma, gevolgd door het Apolloprogramma moesten uiteindelijk daartoe leiden en in 1969 was de eerste maanvlucht een feit. Boze tongen beweerden dat dit hele programma een verborgen agendapunt had, namelijk het testen van ballistische raketten die kernwapens konden dragen, maar dit terzijde. Heel Nederland volgde de verrichtingen van de ruimtevaarders op de TV, hetgeen de presentator Henk Terlingen de bijnaam ‘Apollo Henkie’ opleverde. Ruimtevaart was hot en prikkelde de fantasie. Jules Vernes’ droom werd werkelijkheid en de mens zou de ruimte veroveren. Trendwatchers van toen zagen een grote toekomst voor het reizen door het heelal en er verschenen veel publicaties op dit gebied. Als aan een klas kinderen gevraagd werd een tekening over de toekomst te maken verschenen de raketten en mannen in ruimtepakken op verre planeten tussen vreemde vegetatie. Ook de hoorspelmakers stortten er zich op.
Mijn
vriend en ik schoten regelmatig in de lach bij het horen van gierende geluiden
en het geluid van de vele handles die overgehaald moesten worden om het
ruimteschip te bedienen, zoals dat ook gebeurde in de graafmachines en
bulldozers van toen. Er viel geen spoor van enlectronica of
computertechnologie te ontdekken.
De conclusie luidt, dat toekomstverwachtingen grotendeels extrapolaties van het
heden zijn, maar dan grootschaliger. Ik kan de bron niet meer achterhalen, maar
aan het eind van de negentiende eeuw heeft een auteur de verwachting
uitgesproken dat in de toekomst elk huis zou zijn voorzien van een mogelijkheid
om in een stoomtrein te stappen. De fysieke ruimte moest overbrugd worden en
wel met een zo groot mogelijke snelheid. Dat leidde tot het streven naar
snelheidsrecords ter land, ter zee en in de lucht. Straaljagers doorbraken de
geluidsbarriëre, race-auto’s en – boten braken
record op record.
Nog eerder waren het de grote zeilschepen, de windjammers, die in recordtijd de Atlantische Oceaan overstaken; ik noem nog Charles Lindberg die als eerste die oceaan vliegend overstak. De twintigste eeuw, tot midden jaren zestig, stond bol van het overwinnen van de fysieke ruimte . Andere technologische ontwikkelingen leidden tot automatisering van geestdodende handelingen en de algemene verwachting was dat de machine steeds meer werk van de mens zou overnemen, waardoor de mens er een probleem bij kreeg: ‘Wat aan te vangen met die nieuw verkregen vrijde tijd?’
Nog eerder waren het de grote zeilschepen, de windjammers, die in recordtijd de Atlantische Oceaan overstaken; ik noem nog Charles Lindberg die als eerste die oceaan vliegend overstak. De twintigste eeuw, tot midden jaren zestig, stond bol van het overwinnen van de fysieke ruimte . Andere technologische ontwikkelingen leidden tot automatisering van geestdodende handelingen en de algemene verwachting was dat de machine steeds meer werk van de mens zou overnemen, waardoor de mens er een probleem bij kreeg: ‘Wat aan te vangen met die nieuw verkregen vrijde tijd?’
Dit
laatste was dan ook een veel besproken onderwerp en ‘vrijetijdsbesteding’ werd
ook een item dat het onderwijs bereikte. Jonge mensen moesten voorbereid worden
op een toekomst die weleens uit veel meer vrije tijd zou komen te bestaan dan
men vermoedde. Dus, naast de ‘beperkte’ tijd
die aan arbeid besteed zou worden, moest het individu ook en vooral de
overgebleven tijd een zinvolle besteding geven. Let wel: dit alles ter voorbereiding op de
toekomst!
Dat electronica, computertechnologie, ICT en de economische eisen dit historisch toekomstbeeld hebben doen verdampen illustreert dat ‘voorbereiden op de toekomst’ een hachelijke onderneming is. Dat de cyberspace de fysieke ruimte naar de tweede plaats heeft verwezen is evident. En deze uitkomst is nooit voorzien, laat staan dat men er zichzelf, of een volgende generatrie op kon voorbereiden.
Dat electronica, computertechnologie, ICT en de economische eisen dit historisch toekomstbeeld hebben doen verdampen illustreert dat ‘voorbereiden op de toekomst’ een hachelijke onderneming is. Dat de cyberspace de fysieke ruimte naar de tweede plaats heeft verwezen is evident. En deze uitkomst is nooit voorzien, laat staan dat men er zichzelf, of een volgende generatrie op kon voorbereiden.
De
opdracht van de pedagogiek en het onderijs om kinderen op de toekomst voor te
bereiden, is in mijn ogen dan ook misleidend. En wel omdat de toekomst onbekend
is. Zoals ik niet ben voorbereid door mijn opvoeders op de tijd waarin ik nu
existeer, zo kunnen opvoeders van nu dat niet voor de aan hun zorg
toevertrouwde kinderen.
Stel je je de tijd voor als een stroom, een rivier. Je staat dan niet aan de oever met een kind te wachten tot de toekomst gearriveerd is, om dan te zeggen: ‘spring!’, nadat je het uitvoerig hebt geïnstrueerd wat er allemaal gaat komen. Wij zijn allemaal opgenomen in de tijdstroom. Terwijl er van alles verandert, drijven wij mee. Wij allemaal, ouderen en jongeren, staan in de actualiteit. Toen de eerste computers verschenen moesten kinderen ermee vertrouwd worden gemaakt. Het omgekeerde is eerder waar; ouderen moesten dat! Kinderen assimileerden het nieuwe medium moeiteloos in hun bestaan en kleinkinderen leren nu grootouders dit en andere media te gebruiken. En het antwoord op de vraag wat de toekomst ons zal brengen is weer doordrenkt door meer van hetzelfde. Meer ICT, meer automatisering, meer flexwerk, meer….. Maar de gedachte aan iets totaal anders, zoals de opkomst van informatica in de vorige eeuw, blijft achterwege, want wat zou dat dan moeten zijn?
Stel je je de tijd voor als een stroom, een rivier. Je staat dan niet aan de oever met een kind te wachten tot de toekomst gearriveerd is, om dan te zeggen: ‘spring!’, nadat je het uitvoerig hebt geïnstrueerd wat er allemaal gaat komen. Wij zijn allemaal opgenomen in de tijdstroom. Terwijl er van alles verandert, drijven wij mee. Wij allemaal, ouderen en jongeren, staan in de actualiteit. Toen de eerste computers verschenen moesten kinderen ermee vertrouwd worden gemaakt. Het omgekeerde is eerder waar; ouderen moesten dat! Kinderen assimileerden het nieuwe medium moeiteloos in hun bestaan en kleinkinderen leren nu grootouders dit en andere media te gebruiken. En het antwoord op de vraag wat de toekomst ons zal brengen is weer doordrenkt door meer van hetzelfde. Meer ICT, meer automatisering, meer flexwerk, meer….. Maar de gedachte aan iets totaal anders, zoals de opkomst van informatica in de vorige eeuw, blijft achterwege, want wat zou dat dan moeten zijn?
Als
dan de voorbereiding op de toekomst, problematisch is vanwege het ongewisse karakter
van de toekomst, wat is er dan aan te merken als een pedagogisch doel? Het
lijkt een open deur en dat zou het ook moeten zijn. De pedagoog Langeveld (1905
-1984) had het over ‘zelfverantwoordelijke zelfbepaling’. Daarbij doelde hij op
de levensfase die wij ‘volwassenheid’ noemen. Een fase, waarin het individu
adequaat kan omgaan met en reageren op veranderingen, zonder dat je nu
weet hoe die eruit gaan zien.
P.S.
Het enige waar we zeker van kunnen zijn is een onzekere toekomst; een ‘ongekende’
(!) situatie.
Reacties
Een reactie posten