Ezels


Ooit bepleitte ik om op het nieuwe rapport het item ‘foutloos overschrijven’  te plaatsen. De ervaring had mij geleerd dat dat geen vanzelfsprekendheid was. Er bestond bij mij een vermoeden dat veel ‘spellingzwakke’ kinderen moeite hadden met het visuele waarnemingsproces, waardoor de indruk van taal c.q. spellingzwakte werd gewekt. Deze kinderen scoorden immer laag op de CITO toets en kwamen derhalve in aanmerking voor een handelingsplan waarvan ik het nut en de noodzaak steeds meer begon te betwijfelen, omdat het mij als symptoombestrijding voorkwam. Als dan het ‘foutloos overschrijven’ als zwak werd aangemerkt, zo hoopte ik, zou het duidelijk worden dat het niet om een primair spellingsprobleem ging. Als een kind het woord ‘hoofd’ overschrijft als ‘hooft’ dan is het geen kwestie van niet weten dat de eindletter en ‘d ’is, want dat is al gegeven, maar van een niet kunnen reproduceren van de juiste letter. Het kind is niet spellingzwak, maar de kwaliteit van de visuele waarneming  laat te wensen over. Dat kan liggen aan de ontwikkeling of aan de verwerking van de zintuiglijke input (Dyslexie zou een neurologische basis kunnen hebben). Ik heb heel wat handelingsplannen gemaakt, gericht op de aanpak van spellingsproblemen zoals: eind ‘d’ of ‘t’, open lettergreep (bo-men/boo-men) en gesloten lettergreep (jas-sen/ja-sen). Bij de geïsoleerde aanbieding ging alles vrijwel foutloos, maar zodra het kind weer teruggekeerd was in de groep leek de vaardigheid als sneeuw voor de zon verdwenen en herhaalde de hele procedure zich omdat het protocol voorschreef: score D of E, handelingsplan!
Totdat in groep 7 – mijn overwegingen hier zijn gebaseerd op ervaringen in groep 4 en 5 – de problemen verdwenen waren. Dus al die extra inspanning heeft z’n vruchten afgeworpen! ? (Dit, afgezien van die kinderen met hardnekkige dyslexieproblemen). Of, is het kind gewoon twee jaar ouder en rijper?
Stel, ik neem in groep 5 een CITO-toets spelling af en ik geef een aantal kinderen de woordenlijst die ik ga dicteren en zeg ze dat ze de woorden mogen overschrijven. Iedereen die van deze werkwijze op de hoogte zou zijn, zou mij het verwijt maken dat de test voor deze kinderen niet eerlijk was verlopen. Maar stel nu, dat die kinderen een D of E (dat zijn de laagste waarden) zouden scoren. Hebben die kinderen een spellingsprobleem? Op elke basisschool in Nederland kan dit proefje worden gedaan.

Theo Thijssen, die andere oude meester, geeft een fraai voorbeeld van bovenstaande: Eén van zijn leerlingen, Fok, is een pientere knaap. Meester Staal, het alter ego van Thijssen, geeft een dictee. Maar als werkvorm laat hij de kinderen één voor één een zin bedenken met één moeilijk woord. Fok mag beginnen en hij komt met: “Onze school heeft zes klassen”. Meester Staal vraagt Fok waarom hij juist deze zin heeft bedacht. En Fok antwoordt, dat er altijd wel ezels zijn die ‘klasen’ schrijven in plaats van ‘klassen’. En dan besluit Thijssen zijn stukje als volgt:

          Als ik gisteravond niet met m’n eigen ogen in Fok z’n dictee juist dat woordje klassen met één s had zien staan! Ik zal maandag daarover mijn vriend Fok vrolijk onderhouden en daarbij herhalen zijn eigen woorden over de ezels… Maar bij zo’n komisch stukje tragiek vraag je je toch ook wel ’s af: weten wij eigenlijk wel altijd wat er in zo’n kinderhoofd gebeurd is, als er een ‘taalfout’ geschreven is – en als er een taalfout vermeden is? Tien jaar geleden zou ik tegen zo’n fout als ‘klasen’ wel het remedie geweten hebben: het Fok nóg ‘duidelijker uit te leggen.’ Maar nu denk ik: Fok wéét het net zo goed als ik, getuige zijn motivering van dat zinnetje met ‘klassen’ en toch maakt hij de fout. Wat is: ‘weten’ bij een kind?
          Ja, ja, goed beschouwd is onderwijzen het onmogelijkste werk dat er bestaat, vooral als je er zo op de late avond over aan ’t filosoferen raakt in je dagboek… (of blog)

P.S. Bedankt, Theo.






Reacties

Populaire posts van deze blog

Ode aan meneer Kip

Open dag, ja leuk!!!

Waarheid en werkelijkheid 2