Roepen in de woestijn
Tweede Kamerleden hebben donderdag geschokt gereageerd op de zware kritiek van bestuurslid Marten Kircz van onderwijsbond AOb op minister Marja van Bijsterveldt (Onderwijs).
Kircz typeerde Van Bijsterveldt na de lerarenstaking van donderdag als de beroerdste minister van Onderwijs die Nederland ooit gehad heeft. Tegen de NOS zei Kircz dat Van Bijsterveldt ,,niet het intellectuele niveau heeft om minister van Onderwijs te zijn''. (De Pers: 26 januari 2012)
Dit is de aanhef van een persbericht van 26 januari 2012. En in dagblad ‘De Stentor’ ver-scheen op 4 februari 2012 een reactie onder de kop: “Irritaties blijven tussen leraren en politiek”. Ik citeer hieruit:
“Aan de vete tussen leraren en de overheid lijkt voorlopig nog geen einde te komen. Leraren-bond Aob is niet van plan zomaar in te gaan op de eis van VVD, CDA, PVV en SGP om zich nogmaals te verontschuldigen voor het schofferen van de minister van Onderwijs en enkele Kamerleden.
En:
“We (de bewuste Kamerleden) willen weer fatsoenlijk kunnen discussiëren zonder dat de bond demoniseert en indoctrineert’, waarop een woordvoerster van de bond reageert met: “Hoe ver met je gaan met excuses maken als je met Kamerleden te maken hebt die zich steeds weer afkeren van de inhoud van het debat?”
En:
“We (de bewuste Kamerleden) willen weer fatsoenlijk kunnen discussiëren zonder dat de bond demoniseert en indoctrineert’, waarop een woordvoerster van de bond reageert met: “Hoe ver met je gaan met excuses maken als je met Kamerleden te maken hebt die zich steeds weer afkeren van de inhoud van het debat?”
Inderdaad lijkt er sprake te zijn van een verharding der standpunten. En de strijdende partij-en - zij die het beleid bedenkten en zij die het uit moeten voeren - hebben de hakken stevig in het (woestijn)zand gezet. Het probleem is echter, dat er geen sprake is van Kamerleden die zich van de inhoud van het debat afkeren, zoals de woordvoerder zich liet ontvallen. Wat er aan de hand is dat het niet om één inhoud gaat, maar om twee inhouden! De Kamerle-den en bestuurders hebben een andere onderwijsperceptie dan onderwijsgevenden. Dus, sprekend over ‘onderwijs’ geschiedt in het ene kamp vanuit de logica van management en beleid maken en in het andere kamp vanuit de logica van het onderwijzen; de interactie tussen zij die onderwijs geven en het ontvangen. En deze logica staat lijnrecht tegenover dat andere discours, zodat de ontstane situatie lijkt op die van twee personen die een gesprek voeren, terwijl ze geen van beide elkaars taal verstaan en dan uit pure frustratie steeds harder beginnen te schreeuwen om hun standpunten kracht bij te zetten. Om het met een zeer oude regel uit een kerkelijk gezang te zeggen: “Zij zien het, maar doorgronden het niet”. Zolang aan beide zijden van het veld het eigen concept voor het absoluut geldende wordt gehouden, blijft er een Bablylonische spraakverwarring heersen.
Wil er van enig vruchtbaar onderling overleg sprake zijn, zullen de betrokkenen elkaar se-rieus dienen te nemen. De onderwijsgevende kent de dagelijkse onderwijspraxis en verdient een leiderschap dat dáárvan uitgaat. Wie hierover een zeer boeiende uiteenzetting wil lezen verwijs ik – naar aanleiding van een blog van Hester IJsseling – naar de Vlaamse onderwijs-deskundige ‘Geert Kelchtermans’, die het heeft over ‘Goed leraarschap en kwetsbaarheid’. De leraar zal op zijn beurt de leidinggevenden serieus moeten nemen in plaats van te schamperen dat zij de hele dag op hun krent achter een computer zitten. Pas als men elkaars werkelijkheid erkent, ontstaat er ruimte voor de broodnodige samenwerking. De huidige impasse is contraproductief en daar is niemand – zeker de leerling – mee gediend.
P.S. ‘Niet overal waar spaanders vallen wordt gehakt!’ (Alexander Pola)
Reacties
Een reactie posten