Koning Klant
Tijdens opruimwerkzaamheden kwam ik het jaarverslag 2008 van mijn ex-werkgever tegen. Ik kon de verleiding niet weerstaan om er een blik in te werpen en mijn oog viel op de volgende passage: ‘Voor al onze medewerkers gelden vier kerncompetenties: klantgerichtheid, kwaliteitsgerichtheid, ontwikkelingsgerichtheid en samenwerken/collegialiteit’. Omdat ik nog wat boodschapjes had te doen, legde ik het blad weg. Tijdens mijn rondgang door de supermarkt herkauwde ik nog even bovengenoemde kerncompetenties en realiseerde mij dat de medewerkers van de winkel en leerkrachten een kerncomptetentie delen, namelijk ‘klantgerichtheid’. Dat inspireerde mij tot het volgende gefingeerde interview van ondergetekende en mevrouw Nieuwmeijer, voorzitter van de raad van bestuur van een stichting die 28 basisscholen beheert.
Vraag: Mevrouw Nieuwmeijer, in het jaarverslag van de stichting staat dat u ‘klantgerichtheid’ hoog in het vaandel heeft. Kunt u zich daarin vinden?
Antwoord: Inderdaad, wij verwachten van al onze medewerkers dat zij aan deze kerncompetentie voldoen.
Vraag: Mag ik u vragen wie u als ‘klant’ beschouwt?
Antwoord: Natuurlijk, binnen onze organisatie beschouwen wij de leerling en in het verlengde daarvan de ouders als klant.
Vraag: Ga ik te kort door de bocht als ik stel dat een klant omschreven kan worden als iemand die een product afneemt?
Antwoord: Nee, dat ziet u heel helder. Wij, als stichting staan voor een kwalitatief hoogwaardig product dat voldoet aan de behoeften van de klant.
Vraag: Mevrouw Nieuwmeijer, wat moet ik binnen deze context zien als ‘product’?
Antwoord: Dat is natuurlijk duidelijk, als onderwijsinstelling produceren wij onderwijs, dus onderwijs is ons product.
Vraag: Doet u weleens boodschappen?
Antwoord: Ja natuurlijk, maar ik zie het verband niet.
Vraag: Dat zal ik u zo duidelijk maken, maar, wat doet u met de producten die u gekocht heeft?
Antwoord: Die berg ik op in de koel- en voorraadkast, maar ik zie het verband nog steeds niet.
Vraag: Ik beloof dat u dat zo duidelijk zal worden. Heeft u zelf schoolgaande kinderen?
Antwoord: Ik begrijp nog steeds niet waar u heen wil, maar ik heb een zoontje van vier.
Vraag: Dus uw zoon zit nu in groep één van de basisschool, is dat correct?
Antwoord: Inderdaad.
Vraag: Brengt en haalt u uw kind weleens van school?
Antwoord: Op dinsdag en donderdag haal en breng ik mijn zoon, maar wat is nu uw punt?
Vraag: Een ogenblik, ik zal het u zo verduidelijken. Wat doet u als u thuiskomt met uw kind met het product dat u van de school hebt afgenomen?
Antwoord: Hoe bedoelt u dat?
Vraag: U hebt in het begin van ons gesprek gezegd dat ‘onderwijs’ een product is dat ouders en kinderen van een onderwijsinstelling afnemen. U hebt gezegd wat u met de producten doet die u van de supermarkt hebt afgenomen. Nu is mijn vraag: ‘Wat doet u met het product dat u van de school van uw kind hebt afgenomen?
Antwoord: Mijn kind is pas vier jaar. Het zit tot zijn twaalfde op de basisschool, dus het product is nog lang niet af!
Vraag: Wat gaat u met het product dat u hebt afgenomen van de school doen als uw kind twaalf jaar oud is geworden?
Antwoord: (geïrriteerd) Meneer, u vergelijkt appels met peren! Je kunt boodschappen toch niet vergelijken met onderwijs!!
Slotopmerking: Mevrouw Nieuwmeijer, ik beloofde u dat ik alles duidelijk zou maken. Ik merk dat dat gelukt is. Bedankt voor dit gesprek.
Antwoord: Inderdaad, wij verwachten van al onze medewerkers dat zij aan deze kerncompetentie voldoen.
Vraag: Mag ik u vragen wie u als ‘klant’ beschouwt?
Antwoord: Natuurlijk, binnen onze organisatie beschouwen wij de leerling en in het verlengde daarvan de ouders als klant.
Vraag: Ga ik te kort door de bocht als ik stel dat een klant omschreven kan worden als iemand die een product afneemt?
Antwoord: Nee, dat ziet u heel helder. Wij, als stichting staan voor een kwalitatief hoogwaardig product dat voldoet aan de behoeften van de klant.
Vraag: Mevrouw Nieuwmeijer, wat moet ik binnen deze context zien als ‘product’?
Antwoord: Dat is natuurlijk duidelijk, als onderwijsinstelling produceren wij onderwijs, dus onderwijs is ons product.
Vraag: Doet u weleens boodschappen?
Antwoord: Ja natuurlijk, maar ik zie het verband niet.
Vraag: Dat zal ik u zo duidelijk maken, maar, wat doet u met de producten die u gekocht heeft?
Antwoord: Die berg ik op in de koel- en voorraadkast, maar ik zie het verband nog steeds niet.
Vraag: Ik beloof dat u dat zo duidelijk zal worden. Heeft u zelf schoolgaande kinderen?
Antwoord: Ik begrijp nog steeds niet waar u heen wil, maar ik heb een zoontje van vier.
Vraag: Dus uw zoon zit nu in groep één van de basisschool, is dat correct?
Antwoord: Inderdaad.
Vraag: Brengt en haalt u uw kind weleens van school?
Antwoord: Op dinsdag en donderdag haal en breng ik mijn zoon, maar wat is nu uw punt?
Vraag: Een ogenblik, ik zal het u zo verduidelijken. Wat doet u als u thuiskomt met uw kind met het product dat u van de school hebt afgenomen?
Antwoord: Hoe bedoelt u dat?
Vraag: U hebt in het begin van ons gesprek gezegd dat ‘onderwijs’ een product is dat ouders en kinderen van een onderwijsinstelling afnemen. U hebt gezegd wat u met de producten doet die u van de supermarkt hebt afgenomen. Nu is mijn vraag: ‘Wat doet u met het product dat u van de school van uw kind hebt afgenomen?
Antwoord: Mijn kind is pas vier jaar. Het zit tot zijn twaalfde op de basisschool, dus het product is nog lang niet af!
Vraag: Wat gaat u met het product dat u hebt afgenomen van de school doen als uw kind twaalf jaar oud is geworden?
Antwoord: (geïrriteerd) Meneer, u vergelijkt appels met peren! Je kunt boodschappen toch niet vergelijken met onderwijs!!
Slotopmerking: Mevrouw Nieuwmeijer, ik beloofde u dat ik alles duidelijk zou maken. Ik merk dat dat gelukt is. Bedankt voor dit gesprek.
P.S.
Niets aan toe te voegen.
Niets aan toe te voegen.
Hoi Ger, leuk stukje. Maar moet ik concluderen dat we onze kinderen in de koelkasten, diepvriezers en kasten van de maatschappij opbergen? En zo ja, is dan de conclusie niet wat te somber? Ik hoor of zie je antwoord wel.
BeantwoordenVerwijderenGr. Henk