De oudste zonde
-1-
‘Hoe maken wij samen goed onderwijs?’ Over deze vraag heeft menig schoolteam zich het hoofd gebroken. Deze vraag is echter fundamenteel onjuist. Het motto van mijn blog: ‘Onderwijs kun je niet maken, dat moet je geven’, heeft hier rechtstreeks mee te maken. Laat ik mij nader verklaren. De voorvraag die gesteld moet worden is: Wat is onderwijzen in essentie. En dan bedoel ik niet de techniek van het onderwijzen, de vakbekwaamheid die vereist is om te onderwijzen, maar de aard ervan. Om die vraag beantwoord te krijgen doe ik een beroep op de politiek filosofe Hannah Arendt (1906 – 1975). Daartoe gebruik ik het boek “Kopstukken Filosofie” van Karl-Heinz Breier.[1]
In haar opus magnum ‘Vita activa’ (Het actieve leven) stelt zij de vraag: “Wat doet de actieve mens tijdens zijn leven?” Deze formulering schetst al direct de reikwijdte van haar gedachtengoed en haar werk valt dan ook, om met onze zuiderburen te spreken, het best te omschrijven als ‘straffe kost’. Hoe ook, zij komt tot de verraderlijk simpele driedeling: werken, arbeiden en handelen, waarbij zij aangetekend dat de eerste twee dicht bij elkaar liggen. Kort door de bocht zou je het zo kunnen stellen:
Arbeiden: al die activiteiten die de mens moet ondernemen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Het betreft de productie en bereiding van voedsel, het voorzien in een dak boven het hoofd en bescherming tegen de elementen.
Werken: Het vervaardigen, maken van duurzame producten om te gebruiken. Meubels, gebouwen en gebruiksvoorwerpen (gereedschap/machines).
Handelen: Hieronder verstaat Arend al die interacties tussen mensen die het samenleven moeten reguleren. Het zorgen, opvoeden, vormen, politiek bedrijven,maar ook cultuur voortbrengen, al die fragiele netwerken van intermenselijke relaties noemt zij handelen. Het mag duidelijk zijn dat ‘onderwijzen’ als handelen te omschrijven is. Aan de hand van Karl-Heinz Breier zal ik dit nader toelichten.
Arbeiden: al die activiteiten die de mens moet ondernemen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Het betreft de productie en bereiding van voedsel, het voorzien in een dak boven het hoofd en bescherming tegen de elementen.
Werken: Het vervaardigen, maken van duurzame producten om te gebruiken. Meubels, gebouwen en gebruiksvoorwerpen (gereedschap/machines).
Handelen: Hieronder verstaat Arend al die interacties tussen mensen die het samenleven moeten reguleren. Het zorgen, opvoeden, vormen, politiek bedrijven,maar ook cultuur voortbrengen, al die fragiele netwerken van intermenselijke relaties noemt zij handelen. Het mag duidelijk zijn dat ‘onderwijzen’ als handelen te omschrijven is. Aan de hand van Karl-Heinz Breier zal ik dit nader toelichten.
-2-
Homo faber - het prototype van de producerende mens – is ‘van begin tot einde heer en meester over zijn doen en laten’(Vita activa, 218) Hij beschikt ongelimiteerd over het door hem geïnitieerde productieproces[……]
Het maken heeft een concreet begin en vindt in het gemaakte werk zijn defintieve einde… Duurzaamheid, bestendigheid en houdbaarheid zijn de maximen waarop wij ons als makers richten, en als zij eenmaal tot stand zijn gekomen, dan is de voorwerpen die wij gemaakt hebben een relatief duurzaam bestaan in hun ‘dingheid’ beschoren. Hun bestaansduur overtreft de voor vervaardiging benodigde tijd verre. Het vervaardigingsproces komt in het product ten einde, en daarin ligt nu juist de zekerheid dat wij de dingen in het kader van hun houdbaarheidsduur – en niet in hun levensduur, zoals door reclamemakers wordt gesuggereerd – kunnen gebruiken en benutten[…..]Sporen kunnen wij ongetwijfeld in grote getalen achterlaten. Men denke aan graffiti op de deur van een metrotrein. Een architect laat de sporen van zijn huis na, en kunstenaars laat de wereld zijn kunstwerken na. Ieder ding kan zijn homo faber overleven.[. …] Op homo faber rust de zorg om onze gemaakte wereld van de dingen in stand te houden. […] Helemaal in beslag genomen door zijn voorwerp en zijn werk behandelt hij zijn materiaal. En waar iets of iemand be-handeld wordt, is de activiteit in kwestie per se apolitiek. Dat wil zeggen, dat een persoon die behandeld wordt, niet vrij is om zelf te handelen. Hij voert opdrachten uit. Dat hoeft niet dramatisch te zijn, een roerganger die de aangegeven richting aanhoudt, een metselaar die het bestek uitvoert, de muzikant die de aanwijzingen van de dirirgent opvolgt, daar is allemaal niets mis mee. Maar als derden beslissen hoe je je kind moet opvoeden, wat je moet geloven, wat je mag denken en welke politieke partij je moet kiezen, wordt duidelijk waar de spanning zit. Het individu in zijn hoedanigheid van vrij handelend persoon dwingend in een vooraf bepaalde richting sturen is een beperking van het individu. Ik volg Breier weer.
Het maakt echter verschil of er materiaal of mensen behandeld worden. Materiaalbehandeling kan tot meesterschap leiden. Als evenwel de relaties tussen mensen in termen van de categorie ‘maken’ worden geduid en georganiseerd, dan komt daarin heerschappij tot uitdrukking.
In deze ‘verwisseling van maken en handelen, waarin het handelen altijd als maken wordt ervaren en begrepen’ ziet Arendt ‘een oude, wellicht de oudste zonde van alle westerse politieke filosofie’(Fragwürdige Traditionsbestände, 103) Hoe oud, mag blijken uit het volgende:
Dat begint al met Plato’s streven om ‘voor handelen een toevlucht te zoeken in regeren(managen? G.C)’ (Vita activa, 220) en vindt zijn hoogtepunt in de geschiedenisfilosofieën van de negentiende eeuw. Aan alle theorieën over de inrichting van de macht ligt het streven ten gronde ‘de bezwaren van het handelen te ondervangen door de regeling van de menselijke aangelegenheden te herleiden tot een activiteit waarin één man(een organisatie? G. C), geïsoleerd van alle anderen, van begin tot einde heer en meester blijft over zijn doen en laten’ (Vita activa, 218)[…]
Handelende mensen worden onder de hand behandelde mensen. In plaats van de betrokkenen de mogelijkheid te bieden handelend mee te doen, wordt in de traditie van het heersen een strikt onderscheid gemaakt tussen hen die weten en hen die uitvoeren. Zoals homo faber de effectieve en optimale inzet van werktuigen organiseert, zo beveelt de heerser terwijl de overheersten uitvoeren.
De regent (manager?) lijkt op de architect die vanaf de grond (arche) tot en met het dak (tectum) alle bouwplannen en –processen overziet. De politieke sfeer van het handelen, die als menselijk relatienetwerk steeds weer voor een nieuw begin open staat, is evenwel ten ondergang gedoemd als zij een filosofisch-technische kwaliteitscontrole moet ondergaan. Menselijke relaties worden dan gereduceerd tot de door de rede vooraf vastgelegde relatie heerser-onderdaan.
Homo faber - het prototype van de producerende mens – is ‘van begin tot einde heer en meester over zijn doen en laten’(Vita activa, 218) Hij beschikt ongelimiteerd over het door hem geïnitieerde productieproces[……]
Het maken heeft een concreet begin en vindt in het gemaakte werk zijn defintieve einde… Duurzaamheid, bestendigheid en houdbaarheid zijn de maximen waarop wij ons als makers richten, en als zij eenmaal tot stand zijn gekomen, dan is de voorwerpen die wij gemaakt hebben een relatief duurzaam bestaan in hun ‘dingheid’ beschoren. Hun bestaansduur overtreft de voor vervaardiging benodigde tijd verre. Het vervaardigingsproces komt in het product ten einde, en daarin ligt nu juist de zekerheid dat wij de dingen in het kader van hun houdbaarheidsduur – en niet in hun levensduur, zoals door reclamemakers wordt gesuggereerd – kunnen gebruiken en benutten[…..]Sporen kunnen wij ongetwijfeld in grote getalen achterlaten. Men denke aan graffiti op de deur van een metrotrein. Een architect laat de sporen van zijn huis na, en kunstenaars laat de wereld zijn kunstwerken na. Ieder ding kan zijn homo faber overleven.[. …] Op homo faber rust de zorg om onze gemaakte wereld van de dingen in stand te houden. […] Helemaal in beslag genomen door zijn voorwerp en zijn werk behandelt hij zijn materiaal. En waar iets of iemand be-handeld wordt, is de activiteit in kwestie per se apolitiek. Dat wil zeggen, dat een persoon die behandeld wordt, niet vrij is om zelf te handelen. Hij voert opdrachten uit. Dat hoeft niet dramatisch te zijn, een roerganger die de aangegeven richting aanhoudt, een metselaar die het bestek uitvoert, de muzikant die de aanwijzingen van de dirirgent opvolgt, daar is allemaal niets mis mee. Maar als derden beslissen hoe je je kind moet opvoeden, wat je moet geloven, wat je mag denken en welke politieke partij je moet kiezen, wordt duidelijk waar de spanning zit. Het individu in zijn hoedanigheid van vrij handelend persoon dwingend in een vooraf bepaalde richting sturen is een beperking van het individu. Ik volg Breier weer.
Het maakt echter verschil of er materiaal of mensen behandeld worden. Materiaalbehandeling kan tot meesterschap leiden. Als evenwel de relaties tussen mensen in termen van de categorie ‘maken’ worden geduid en georganiseerd, dan komt daarin heerschappij tot uitdrukking.
In deze ‘verwisseling van maken en handelen, waarin het handelen altijd als maken wordt ervaren en begrepen’ ziet Arendt ‘een oude, wellicht de oudste zonde van alle westerse politieke filosofie’(Fragwürdige Traditionsbestände, 103) Hoe oud, mag blijken uit het volgende:
Dat begint al met Plato’s streven om ‘voor handelen een toevlucht te zoeken in regeren(managen? G.C)’ (Vita activa, 220) en vindt zijn hoogtepunt in de geschiedenisfilosofieën van de negentiende eeuw. Aan alle theorieën over de inrichting van de macht ligt het streven ten gronde ‘de bezwaren van het handelen te ondervangen door de regeling van de menselijke aangelegenheden te herleiden tot een activiteit waarin één man(een organisatie? G. C), geïsoleerd van alle anderen, van begin tot einde heer en meester blijft over zijn doen en laten’ (Vita activa, 218)[…]
Handelende mensen worden onder de hand behandelde mensen. In plaats van de betrokkenen de mogelijkheid te bieden handelend mee te doen, wordt in de traditie van het heersen een strikt onderscheid gemaakt tussen hen die weten en hen die uitvoeren. Zoals homo faber de effectieve en optimale inzet van werktuigen organiseert, zo beveelt de heerser terwijl de overheersten uitvoeren.
De regent (manager?) lijkt op de architect die vanaf de grond (arche) tot en met het dak (tectum) alle bouwplannen en –processen overziet. De politieke sfeer van het handelen, die als menselijk relatienetwerk steeds weer voor een nieuw begin open staat, is evenwel ten ondergang gedoemd als zij een filosofisch-technische kwaliteitscontrole moet ondergaan. Menselijke relaties worden dan gereduceerd tot de door de rede vooraf vastgelegde relatie heerser-onderdaan.
-3-
Het is duidelijk; als wij ‘onderwijzen’ als ‘handelen’ in de Arendtiaanse zin opvatten, dan zien wij in de samenleving de vigerende opvatting als zou onderwijzen tot het ‘maken’ behoren. En dat roept spanning op. De leerkracht voelt zich in het handelen beknot, de beleidsmaker ervaart dissident gedrag van onwelwillenden. Ik sluit af met een passage uit het boek: ‘Kopstukken Filosofie, waarin in de woorden van Arendt naar voren komt waar het om gaat:
Hannah Arendt vat het als volgt samen: ‘Om te illustreren wat ik bedoel met een aan het handelen inherente vrijheid, zou ik willen verwijzen naar Machiavelli, die nog vóór Montesquieu dit specifiek antieke aspect van de vrijheid herontdekte en in begrippen onder woorden bracht. Zijn virtù(deugd), die de reactie is op de fortuna van de wereld, is niet de Romeinse virtus en niet datgene wat wij onder deugd verstaan. Virtù lijkt nog het meest op war wij virtuositeit noemen: de kwaliteit die niet in de beeldende kunsten tot uiting komt, maar alleen in de podiumkunsten, waar de prestatie in de uitvoering zelf ligt en niet in een eindproduct dat de activiteit overleeft en daarvan afhankelijk is. (Freiheit und Politik, 675) En zo laat de leerkracht zich eerder met een beoefenaar van podiumkunst vergelijken, dan met iemand die een tevoren bedacht scenario planmatig en SMART geformuleerd tot uitvoering brengt.
Het is duidelijk; als wij ‘onderwijzen’ als ‘handelen’ in de Arendtiaanse zin opvatten, dan zien wij in de samenleving de vigerende opvatting als zou onderwijzen tot het ‘maken’ behoren. En dat roept spanning op. De leerkracht voelt zich in het handelen beknot, de beleidsmaker ervaart dissident gedrag van onwelwillenden. Ik sluit af met een passage uit het boek: ‘Kopstukken Filosofie, waarin in de woorden van Arendt naar voren komt waar het om gaat:
Hannah Arendt vat het als volgt samen: ‘Om te illustreren wat ik bedoel met een aan het handelen inherente vrijheid, zou ik willen verwijzen naar Machiavelli, die nog vóór Montesquieu dit specifiek antieke aspect van de vrijheid herontdekte en in begrippen onder woorden bracht. Zijn virtù(deugd), die de reactie is op de fortuna van de wereld, is niet de Romeinse virtus en niet datgene wat wij onder deugd verstaan. Virtù lijkt nog het meest op war wij virtuositeit noemen: de kwaliteit die niet in de beeldende kunsten tot uiting komt, maar alleen in de podiumkunsten, waar de prestatie in de uitvoering zelf ligt en niet in een eindproduct dat de activiteit overleeft en daarvan afhankelijk is. (Freiheit und Politik, 675) En zo laat de leerkracht zich eerder met een beoefenaar van podiumkunst vergelijken, dan met iemand die een tevoren bedacht scenario planmatig en SMART geformuleerd tot uitvoering brengt.
P. S.
Vraag niet wat ik ga doen, maar kijk naar wat ik doe!
Vraag niet wat ik ga doen, maar kijk naar wat ik doe!
Reacties
Een reactie posten