Ode aan meneer Kip



Ik breng hier een eerbetoon aan Leen Kip. Wie was Leen Kip? Laat ik hem hier aan de vergetelheid ontrukken. (Overigens; elke oud leerling van de Dacosta Kweekschool te Bloemendaal van mijn generatie, maar ook jongeren herinneren zich ‘meneer Kip). Meneer Kip gaf Nederlands en Wiskunde (rekendidactiek) Als hij voor wiskunde kwam, zei hij dat hij ook wat beunhaasde in taal, vice versa. Meneer Kip was briljant. Klein van stuk, de stropdas fout geknoopt, verward haar. Als je je de Amerikaanse detectiveserie Columbo (Peter Falk) nog herinnert, daar deed hij mij aan denken. Hij sliep vier uur per nacht. Dat kwam zo: in de liefde was hij even chaotisch als hij oogde, dus hij moest – om aan alimentatieplichten te voldoen – behoorlijk aan de bak en met correctie was dat intensief. Of hij ook lessen voorbereidde? Ik krijg de indruk van niet, want als hij het lokaal binnen kwam wierp hij een blik op het dictaat van iemand die dat al had klaarliggen, streek zich door het haar en stak van wal. Van zijn lessen herinner ik mij één helemaal, van één een flard, en een persoonlijke herinnering. Ik wil deze herinneringen aan deze oude meester hier neerleggen.
Vraag: ‘Wat is het onregelmatigste werkwoord uit onze taal? Meneer Kip laste een pauze in, terwijl er een vleug van triomf rond zijn mondhoeken speelde. Wij wisten het niet.
                                                           ZIJN!
Ik ga er nu even in vogelvlucht voorbij.
1e persoon tegenwoordige tijd enkelvoud:   ik ben. We zien hier de stam van het Oudnederlandse werkwoord ‘bemmen’, verbasterd tot ‘bennen’. Vergelijk het Amsterdams: ‘We bennen daar ook geweest’.
2e persoon tegenwoordige tijd enkelvoud: jij bent. Niets aan de hand, stam plus t/ ik loop – jij loopt.
3e persoon tegenwoordige tijd enkelvoud: hij/zij(enkelvoud) is. We zien hier de stam van het Latijnes ‘esse’, denk ook aan essentie en essentieël.
1e persoon tegenwoordige tijd meervoud: wij zijn. En daar is het infintief.
2e persoont tegenwoordige tijd meervoud: jullie/zij (vooruit dan, voor Johan Cruyff dan: hullie/hunnie) zijn.
Beleefdheidsvorm tegenwoordige tijd: gij (u bent) zijt
1e persoon enkelvoud verleden tijd: ik was. ( vgl. lezen-las) We zien hier de v.t. vorm van wezen. Dit werkwoord vervoegen we nergens meer in de t.t. We zien het nog in: ‘We zijn wezen zwemmen’ en in het deelwoord ‘geweest”.
2e persoon enkelvoud verleden tijd: jij/hij/zij was
3e persoon enkelvoud verleden tijd: u/gij was.
1e persoon meervoud verleden tijd: wij waren
2e persoon meervoud verleden tijd: zij/jullie waren.
Laat mij de eerste zijn om te erkennen dat deze kennis niet bijster relevant is. Maar hoe meneer Kip dat bracht! De onderwijsrelevantie is hier niet de inhoud van de les, maar de wijze van doceren. En wie ik ook spreek, ieder is  het met mij eens. Kip leerde je……les geven, zoals een rijinstructeur je leert autorijden. Als je het kan, kan je overal heen rijden, als je de weg weet.
Een tweede openbaring: Delen door een breuk is vermenigvuldigen met het omgekeerde.  Ik was 18 jaar(1966) toen meneer Kip mij dit inzichtelijk maakte. ‘Kijk, vermenigvuldigen is herhaald optellen: 2 + 2 + 2 = 6/ 3 x 2 = 6. Delen is herhaald aftrekken: 6 – 2 -2 -2 = 0/ 6 : 2 =3.
Dus: 4 :½ 
 = 8, want 8 x½  = 4. Begrijp me goed, ik kende de regel, maar nu zag ik het pas, want zei Cruyff niet: ‘Je begrijpt het pas als het ziet’. Leen Kip heeft nooit geweten, dat hij mij hiermee ook heeft geleerd, dat een kind pas iets snapt als het er aan toe is en niet als het kabinet daarom vraagt.
Ik sluit mijn hommage aan meneer Kip af met een klein taalvoorbeeldje:
Wij moesten een opstel schrijven. Daar had ik geen hekel aan en ik had echt alles in mijn verhaal gelegd. Ik kreeg mijn schrift gecorrigeerd terug met het cijfer 6,5. Maar ik had ook gezien dat er in rood op een bepaald punt stond te lezen: TENTZIN. Ik vroeg hem om uitleg. ‘Kijk’, sprak hij fijntjes, ‘lees de zin nog eens terug’. Het bleek dat ik halverwege het spoor bijster was geraakt. Geduldig legde hij uit dat ooit een leerling in een opstel over vakantie de zin had gewrocht: ‘Kamperen is leuk, als hij maar niet lekt!’.
P.S. Meneer Kip, bedankt!

Reacties

  1. Beste Ger,

    Onze middeleeuwse taal was ook makkelijker dan toen de 17e eeuwse classicisten trachtten de verdwenen naamvallen er weer in te krijgen. Zo kregen we ineens het woord 'hun' erbij als meewerkend voorwerp. Taalvormen zijn altijd 1 op 1. Dat kun je zien aan het woord 'hem'. Ik geef het 'hum' bestaat niet. Waarom dan wel hen/hun. Een Amsterdammer zegt; 'Ik was mn eigen' ipv ik was mezelf en hij heeft gelijk, het laatste voornaamwoord mezelf is bedacht vanuit het Latijn, dat stond deftig. Helaas moeten kinderen die kromme grammatica leren.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hai Ger,

    heerlijk stukje over een fantastische leraar...
    Ik genoot van elke les.
    Zou niet in m'n hoofd opkomen om ook maar één seconde te spijbelen...

    Ik denk dat Kip heel goed wist, dat we geraakt werden door zijn lessen.
    Hij haalde er dan ook allerlei andere disciplines bij: film, literatuur, muziek.
    Soms wat ingewikkeld, maar dat donderde niet...

    Dag!
    groet van Marlou Witzel

    .

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Open dag, ja leuk!!!

Waarheid en werkelijkheid 2